Basilius de Grote, organisator en animator van de vroegchristelijke oosterse traditie

Lezing door dr. Matthijs Zoeter, 18 november 2024, Week van de Vroege Kerk 1.

Aan het begin van deze lezing wil ik u graag terug meenemen naar de avond van 6 januari 372 na Christus, naar de stad Caesarea, de hoofdstad van de Romeinse provincie in wat nu Turkije is. U moet weten dat in de orthodoxe traditie op deze datum Kerstavond werd – en nog steeds wordt – gevierd. Het moet een koude nacht zijn geweest. De winters in dit gebied zijn streng: een anonieme reiziger uit de vierde eeuw spreekt van de frigora maxima die hij in Cappadocie had doorstaan, ofwel “de allerstrengste kou” 2. Een tijdgenoot van deze reiziger klaagt in een brief aan een vriend dat hij vastzit omdat zijn hele huis bedekt is met sneeuw 3.

Te midden van deze duistere, ijskoude nacht, trekt een stoet mensen richting het enige gebouw in de stad dat verlicht is: de kerk van Caesarea. Hoewel nauwelijks te herkennen in het donker, wordt deze stoet mensen voorafgegaan door een wel heel bijzondere figuur: Flavius Julius Valens, niemand minder dan de keizer van het Oost-Romeinse Rijk. Valens was afgereisd vanuit de keizerlijke hoofdstad Constantinopel, het huidige Istanbul, en was onderweg naar de stad Antiochie in het huidige zuidoosten van Turkije. Er waren continu spanningen met het Perzische Rijk, dat direct grensde aan dat van de Romeinen. Valens besloot daarom om zijn keizerlijk hof naar Antiochie te verplaatsen.

Tijdens zijn tocht was Valens gestopt in Caesarea om Kerst te vieren. Een aantal dagen eerder had hij zijn keizerlijke intrede in de stad gedaan. De komst van een keizer in een stad werd in het Grieks met parousia en in het Latijn met adventus aangeduid. De parousia was een van de grootste evenementen die een burger van het Romeinse rijk in zijn of haar leven kon meemaken: tijdens de parousia was de hele stad versierd; er werd muziek gespeeld, bloemen uitgestrooid, alle inwoners verzamelden zich langs de hoofdstraat. En te midden van dit spektakel kwam de keizer aan het hoofd van een lange parade de stad binnengereden: hoog op zijn paard, in schitterende gewaden, voor de gewone burger meer lijkend op een Romeinse godheid dan op een mens. Valens’ binnenkomst in Caesarea zal niet anders zijn geweest.

Maar op het moment dat de keizer de kerk van Caesarea binnentreedt, zijn de rollen compleet omgedraaid: een ooggetuige vertelt dat de keizer compleet overdonderd werd door de psalmen die gezongen werden, de zee aan mensen in de kerk, de gewaden van de priesters en met name de aanwezigheid van de man die daar op het spreekgestoelte stond, recht als een standbeeld: de bisschop van Caesarea, Basilius. De keizer viel flauw en als niet een van zijn dienaren hem had vastgegrepen zou hij op de grond zijn gevallen.

Deze ontmoeting tussen Basilius en keizer Valens is een van de bekendste verhalen verbonden aan Basilius’ receptie. Deze scène is bijvoorbeeld te vinden in een manuscript uit de negende eeuw; het wordt ook afbeeld op een zeventiende-eeuws schilderij van de hand van de Franse schilder Pierre Subleyras, dat nu te zien is in de Sint-Pieter te Rome. Basilius staat hier afgebeeld, in witte gewaden, het licht valt precies op hem, twee kleine engelen -in de schilderkunst putti genoemd – dalen vanuit de hemel op hem neer.

Maar zoals elk verhaal kent ook dit verhaal twee kanten: deze confrontatie tussen Basilius en de keizer laat ook goed de werking van latere receptie zien. Inderdaad, vanwege zijn grote bijdragen aan de ontwikkeling van de orthodoxe theologie is Basilius de geschiedenis ingegaan als een grote kerkvader en in de Oosterse en Westerse traditie wordt hij geëerd als een heilige en heldhaftige strijder tegen het ketterse Arianisme. Echter, de belangrijkste bron voor veel aspecten van Basilius’ leven zijn niet deze latere en vaak geromantiseerde verhalen, maar de driehonderd brieven die van zijn hand zijn overgebleven. En die brieven laten volgens mij juist ook een heel andere Basilius zien: een Basilius die ook een gewoon mens was. Inderdaad, Basilius doorleefde ook depressies, hij worstelde met theologische vragen, veranderde zijn theologische posities, en maakte ruzie – heel veel ruzie – waardoor hij zelfs vrienden verloor. Die brieven laten zien dat hij tijdens zijn leven zeker nog niet de orthodoxe kerkvader en de heilige was die hij na zijn dood zou worden.

In deze lezing hoop ik dit aan de hand van een overzicht van zijn leven duidelijk te maken. Ik wil inzoomen op vijf fases uit zijn leven: als eerste zijn jeugd en bekering, vervolgens zijn intrede in de wereld van kerk en theologie als gevolg van zijn polemiek met de theoloog Eunomius, als derde zijn periode als bisschop en daarbinnen, als vierde, zijn ruzie met een andere bisschop, Eustathius van Sebaste. Ten slotte zal ik als conclusie nog ingaan op misschien wel de belangrijkste fase van Basilius’ leven – of, in dit geval, zijn Nachleben – zijn receptie.

Fase I: Jeugd en Bekering

We beginnen bij het begin: Basilius werd geboren rond 330 na Christus in het noorden van Asia Minor, het gebied dat ongeveer samenvalt met het huidige Turkije. De meesten van u zullen wel weten dat dit een belangrijke periode was in de geschiedenis. In 313 n. Chr. had keizer Constantijn de Grote het Christendom gelegaliseerd via het zogeheten edict van Milaan. Twaalf jaar later, in 325 n. Chr., vond het Concilie van Nicaea plaats. Tijdens dit Concilie werd het Arianisme veroordeeld als ketters. Ik zal hier later nog meer over zeggen, maar heel in het kort geloofden de Arianen, de aanhangers van Arius, dat de Zoon, Christus, niet eeuwig was, maar op een bepaald moment geschapen was. Hierdoor was Hij dus niet gelijk, maar onderdanig aan God de Vader. De meerderheid van de deelnemers aan het Concilie – en dat is inclusief keizer Constantijn – geloofde dat de Zoon juist ongeschapen was en dus gelijk aan God de Vader. Na de veroordeling van de Arianen was de interne verdeeldheid in de Kerk bijlange na niet over: de Arianen hadden vele volgelingen, die zich vervolgens vanwege interne verschillen in verschillende groeperingen hadden opgesplitst.

En dit was de tijd waarin onze Basilius werd geboren. Als oudste zoon van een welgestelde familie volgde Basilius aanvankelijk het carrièrepad dat van jongens van zijn sociale klasse werd verwacht: hij ging studeren. Hij volgde eerst het lager onderwijs onder zijn vader in Neocaesarea, daarna vervolgde hij zijn opleiding in de retorica en filosofie in Caesarea, Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk, en uiteindelijk in Athene, het centrum van kennis en wijsheid. In Athene studeerde hij samen met zijn vriend Gregorius van Nazianzus, over wie Prof. dr. van Willigen deze week meer zal vertellen.

Maar toen, rond 355, gebeurde er iets dat Basilius zelf in zijn brieven omschrijft als een bekering, die begon met wat we nu misschien een existentiële crisis zouden noemen: Basilius vond geen voldoening meer in zijn carrière, maar was op zoek naar meer diepgang in zijn leven. En dat vond hij in het Evangelie. In een brief geschreven twintig jaar later beschrijft hij deze “bekering” als volgt 4:

Ik verkwanselde bijna heel mijn jeugd met nutteloze dingen toen ik me bezighield met “de wijsheid van de wereld dwaas gemaakt door God” (1 Kor. 1:20); maar op een dag, alsof ik wakker werd uit een diepe slaap, aanschouwde ik het wonderbare licht van het Evangelie en doorzag de zinloosheid van “de wijsheid van de oversten van deze wereld, die teniet gedaan worden.” (1 Kor. 2:6)

We moeten wel in de gaten houden dat Basilius hier voor retorische doeleinden zijn breuk met zijn “heidense” verleden zeer sterk neerzet. We weten dat Basilius uit een christelijk gezin kwam en christelijk was opgevoed door zijn ouders en grootmoeder. Maar voor Basilius was dit wel een zeer belangrijk moment in zijn leven en wat hij vervolgens deed, was zeer ongewoon en radicaal. Hij liet al zijn carrièreplannen varen en begon rond te trekken in het Oosten, om in de woestijn van Syrie, Palestina en Egypte de beroemde asceten op te zoeken. Dit waren mannen – en soms ook vrouwen – die in gehoorzaamheid aan het Evangelie alles hadden achtergelaten en zich terugtrokken in de woestijn om heel hun leven op God te richten. Geïnspireerd door hun voorbeeld, keerde Basilius terug naar zijn eigen land. Hij liet zich dopen door de bisschop van Caesarea en samen met enkelen van zijn familieleden stichtte hij een eigen ascetische gemeenschap in het plaatsje Annisa op een landgoed van de familie. Zijn vriend Gregorius van Nazianzus vergezelde Basilius in zijn retraite. Samen bestudeerden ze de Bijbel en schreven theologische werken.

Om de ascetengemeenschappen onder zijn hoede beter te organiseren, schreef Basilius een serie van regels voor monniken. Deze zijn bewaard gebleven en nog steeds erg belangrijk voor het monnikendom in de Oosterse Kerk. Hoewel Basilius geïnspireerd was door de woestijnasceten, week hij op een belangrijk punt van hun praktijken af. In zijn Regels veroordeelt hij hun geïsoleerde leven sterk. Volgens Basilius is afzondering van de wereld inderdaad erg belangrijk om je helemaal op God te kunnen richten, maar hij vond een gemeenschap om je heen ook essentieel voor elke christen. Niet alleen sta je samen sterker tegen verleidingen, maar de vele geboden over naastenliefde in de Bijbel kun je niet vervullen als je op jezelf leeft. Het grote gebod, is niet alleen om God lief te hebben boven alles, maar ook je naaste als jezelf. En hoe kan dat, zo schrijft Basilius, als je op jezelf woont?

Basilius beschouwde het leven als asceet als het hoogst haalbare ideaal voor een mens: ver weg van alle drukte van de wereld kon hij zich in alle rust op God en zijn studie focussen. In een brief aan Gregorius van Nazianzus geeft hij een idyllische, bijna paradijselijke beschrijving van zijn woonplek 5:

Er is hier een hoge berg, bedekt met een dicht bos en aan de noordzijde bewaterd met koude en heldere stromen. Aan de voet van de berg strekt zich een vlak plateau uit, dat voortdurend gevoed wordt door de bergstroompjes. Een bos van veelkleurige en verscheidende soorten bomen omringt het plateau en vormt er als het ware een muur omheen. Zelfs het eiland van Kalypso, dat Homerus met name prees voor zijn schoonheid, is niets vergeleken met deze vlakte …

Maar de rust duurde niet lang …

Fase II: Basilius’ intrede in de Kerk en Theologie

Al snel, in 360, was Basilius tot over zijn oren in de kerkpolitiek van zijn tijd verwikkeld. Latere geschiedschrijvers zagen Basilius’ intrede in de wereld van de kerk als een daad van Gods voorzienigheid: Basilius verscheen op het toneel precies op een moment dat de oosterse kerken in grote chaos verkeerden. Basilius zelf zag dat misschien wel heel anders: in zijn brieven beschrijft hij zijn bisschopambt als een last en keek altijd met nostalgie terug naar zijn periode als asceet. Inderdaad, het verlaten van zijn idyllische verblijf betekende ook het begin van grote problemen voor Basilius.

Wat was er aan de hand in 360? Zoals ik al heb vermeld werd in 325 Arius veroordeeld op het Concilie van Nicaea. Maar dit betekende niet het einde van zijn theologie: hij had nog vele aanhangers, die voortborduurden op zijn ideeën. Rond 360 was de kerkelijke situatie grofweg als volgt: aan de ene kant had je twee groepen die in de traditie van Nicaea stonden: de homoousiërs (die geloofden dat de Zoon van hetzelfde wezen is als de Vader) en de homoiousiërs (die zeiden dat de Zoon gelijk is in wezen aan de Vader). Aan de andere kant van het spectrum waren er de homoianiërs (die gewoon zeiden dat de Zoon gelijk is aan de Vader en het hele woord “wezen” uit de geloofsbelijdenis van Nicaea wilden schrappen) en de daaruit voorkomende groep de anomoianiërs (die expliciet claimden dat de Zoon niet in wezen gelijk is aan de Vader). De homoianiërs hadden een groot voordeel omdat ze door de keizers werden gesteund.

In 360 werd er een Concilie in Constantinopel georganiseerd om de kwestie uit te praten: de keizer en homoianiërs gooiden het op een akkoord en zij zetten vele bisschoppen van die andere groepen af. Ook Basilius was hierbij aanwezig in gezelschap van de toenmalige bisschop van Caesarea, maar toen de Niceense groepen aan het verliezen waren, verliet hij het concilie voortijdig in grote teleurstelling. Maar Basilius liet het hier niet bij.

Op dit concilie, een landgenoot van Basilius, Eunomius, verdedigde de anomoianiaanse positie in een werk genaamd Apologia, of “Verdediging.” Zijn claim is dat de Vader en de Zoon niet gelijk in wezen kunnen zijn: de titel “Vader” en “Zoon” zijn niet hetzelfde, dus er kan geen wezensgelijkheid zijn, er is een hiërarchisch verschil tussen beiden. Rond 365, antwoordde Basilius Eunomius in een werk dat bekend staat als Tegen Eunomius en uit niet minder dan drie boeken bestaat. Het is het eerste grote theologische werk dat Basilius schreef, en waarmee Basilius zijn naam als theoloog voorgoed vestigde.

Zijn antwoord is misschien niet verrassend voor 21-eeuwse christenen, maar in zijn tijd was dit een zeer radicaal idee. Voortbordurend op onder andere de theologie van Athanasius van Alexandria, maakte Basilius een onderscheid tussen “wezen” en “personen” binnen God. Hij maakt dit duidelijk met een analogie: je kunt twee verschillende mensen hebben, bijv. Petrus en Paulus. Beiden hebben een eigen karakter en eigen kenmerken. Maar ze zijn allebei mens, ze delen de menselijke natuur, ze hebben hetzelfde wezen. Op eenzelfde manier, zo betoogt Basilius, moeten we ook kijken naar God. De Vader en Zoon hebben hun eigen kenmerken, maar delen toch dezelfde goddelijke natuur. Zo kan de ene Persoon de titel Vader hebben en de Schepper van alles zijn, terwijl de andere Persoon de titel Zoon heeft en na de aarde is afgedaald en mens is geworden. Op deze manier wist Basilius het monotheïstische christelijk geloof dat er maar één God te behouden, maar tegelijkertijd de volledige goddelijkheid van Christus te verdedigen: volgens Basilius bestaan er binnen de Godheid Personen met hun unieke kenmerken.

U begrijpt dat de publicatie van dit boek een behoorlijk stevig debuut was voor Basilius in de wereld van kerk en theologie. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat hij daarna snel door de bisschop van Caesarea tot priester werd gewijd. Als priester maakte Basilius als snel naam: hij was een zeer begenadigd prediker. Van de honderden preken die hij gehouden moet hebben, zijn er ongeveer 50 bewaard gebleven. Basilius’ preken waren soms erg scherp en zeer sociaal betrokken: heel bekend zijn zijn preken die hij hield tijdens een grote hongersnood die Caesarea trof in 369: in een serie scherpe preken beschuldigde hij de rijke inwoners van de stad van egoïsme. Hij bewoog hen om een deel van hun bezittingen en voorraden aan te wenden voor de vele armen die leden onder de hongersnood. Hij was erg radicaal, zoals dit citaat uit één van deze preken gehouden tijdens de hongersnood goed laat zien 6:

Ben je arm? Je kent altijd iemand die nog armer is! Jij hebt misschien voor tien dagen te eten, maar iemand anders heeft alleen genoeg voor e e n dag. Verdeel wat je meer hebt als een goed en vrijgevig persoon aan zij die in nood zijn. Deins er niet voor terug om het beetje dat je hebt weg te geven. Verkies niet je eigen voordeel boven het verhelpen van de ellende van anderen.

Door zijn radicale manier van preken en zorg voor de armen won Basilius enorme populariteit onder de bevolking van Caesarea. Inderdaad, toen de bisschop van Caesarea stierf in 370, werd Basilius tot zijn opvolger verkozen.

Fase III: Basilius als bisschop

En dan zijn we aangekomen in weer een nieuwe fase van Basilius’ leven: dat van bisschop. Veel – zowel antieke als moderne – weergaves van Basilius’ episcopaat prijzen hem voor zijn heldhaftige optreden tegen de Arianen: er zijn verhalen bekend van Basilius die onbevreesd zijn geloof verdedigd ten overstaan van de machtigste personen van het Romeinse Rijk ondanks bedreigingen van martelingen en dood. Andere verhalen vertellen weer van wonderen die Basilius zou hebben verricht. We hebben het verhaal gezien van Valens die neervalt voor Basilius tijdens Kerstavond. Maar ik denk dat deze verhalen Basilius’ leven erg romantiseren. Hoewel zijn episcopaat slechts acht jaar duurde, moet deze voor Basilius persoonlijk erg zwaar zijn geweest. Basilius was verwikkeld in de vele kerkpolitieke problemen van zijn tijd, waarin hij de belangen van zijn eigen kerk en die van zijn geloofsgroep – de homoousianen – moest verdedigen tegen rivaliserende groepen en een vijandige overheid. Basilius deed dit door onophoudelijk te proberen allianties te smeden met andere bisschoppen en kerken – zelfs tot aan de bisschop van Rome aan toe. Maar hij begreep ook dat hij de steun van belangrijke overheidsbeambten nodig had om zijn kerk te beschermen: Basilius schreef daarom ook allerlei brieven om gouverneurs en belangrijke mensen aan het hof te lobbyen en zo hun steun te winnen maar stootte vaak op een muur. Inderdaad, als we Basilius’ brieven lezen, valt het op hoe duister ze zijn en hoe vaak Basilius zijn verdriet erin uit. Dit is hoe Basilius bijvoorbeeld de situatie van de kerken in het Oost-Romeinse Rijk beschrijft in een brief gericht aan Ascholius, de latere bisschop van Thessaloniki 7:

De liefde is verkild (vgl. Matth. 24:12), de leer van de Vaders teniet gedaan; velen hebben in het geloof schipbreuk geleden (vgl. 1 Tim. 1:19), de stem van de vromen is tot zwijgen gebracht, de geestelijken zijn uit de gebedshuizen verdreven en strekken nu in de open lucht hun handen uit naar de Heer in de hemel.

Tot overmaat van ramp werd Basilius ook steeds geplaagd door ziektes, die hem soms tot op de rand van de dood brachten. In een brief 8, geschreven in 373 aan zijn goede vriend Eusebius van Samosata, schrijft Basilius dat hij al 50 dagen wordt gekweld door een levensbedreigende koorts.

Fase IV: Toenemende isolatie

Maar misschien wel de zwartste bladzijden uit zijn leven was het verlies van twee van zijn beste vrienden. En in plaats van al die legendes over Basilius’ leven, zal ik nu deze twee eruit lichten om juist ook te laten zien dat Basilius’ periode als bisschop zeker geen één groot succesverhaal was, maar gepaard ging met veel moeite en pijn – juist ook op persoonlijk vlak.

Gregorius van Nazianzus

In 372 besloot de Romeinse overheid om Basilius’ Cappadocie in twee provincies te verdelen, genaamd Cappadocia Prima en Cappadocia Secunda. Dit was een zeer normale administratieve beslissing – kleinere provincies betekent meer controle – maar had grote gevolgen voor Basilius. In principe vallen de dioceses van de bisschoppen samen met de grenzen van de provincies. Maar Basilius weigerde de nieuwe indeling van het Rijk te volgen en claimde nog steeds invloed over het hele gebied. Maar de bisschop van de hoofdstad van de nieuwe provincie Cappadocia Secunda, die voorheen onder Basilius’ gezag viel, eiste nu het gezag over de nieuwe provincie op. Om zijn invloed te behouden, begon Basilius bisschoppen die aan hem geallieerd zijn te wijden in de steden in Cappadocia Secunda: zo maakte hij zijn broertje Gregorius bisschop van de stad Nyssa. Zijn vriend Gregorius van Nazianzus wilde hij aanstellen als bisschop van Sasima, een afgelegen gat. Gregorius voelde zich gebruikt als een pion in Basilius’ machtsstrijd en weigerde de benoeming te aanvaarden. Dit zette de vriendschap tussen beide latere kerkvaders onder grote spanning en het lijkt waarschijnlijk dat ze zich nooit meer zouden verzoenen: we hebben bijvoorbeeld geen brieven tussen beiden over van na deze episode en Basilius noemt Gregorius nauwelijks meer in zijn brieven. Alhoewel Gregorius van Nazianzus Basilius na zijn dood overvloedig prees, laat hij nooit na de pijn van dit moment door te laten schemeren. Dit schrijft Gregorius bijvoorbeeld in een redevoering gehouden in Caesarea ter gedachtenis van Basilius een paar jaar na zijn dood 9:

Ik vrees dat ik een pion in zijn plan was geworden, ik kan dit niet anders verwoorden. Want hoewel ik alles van Basilius bewonder meer dan ik in woorden kan uitdrukken, dit alleen kan ik niet goedkeuren… : de verandering in hoe hij met mij omging en zijn trouweloosheid jegens mij – zelfs de tijd heeft dit verdriet niet kunnen helen…

Wellicht nog pijnlijker voor Basilius was de breuk met een andere goede vriend, maar om heel andere reden.

Eustathius van Sebaste

Voor dit verhaal moeten weer even terug naar Basilius’ jeugd: toen Basilius zich afkeerde van zijn seculiere carrière en asceet wilde worden, werd hij in dit proces bijgestaan door een befaamde, zelfs beruchte, asceet: Eustathius, de latere bisschop van Sebaste. In het verleden was deze man een extreem radicale asceet: hij en zijn leerlingen propageerden strenge ascetische praktijken. Zo verboden zij het huwelijk en slavernij, onttrokken zich aan de bestaande kerken en ontkenden dat er verschillen tussen mannen en vrouwen zijn. Basilius was een tijd ook een leerling van Eustathius. Ook toen Basilius bisschop was geworden, bleven beide mannen in goed contact met elkaar en Eustathius functioneerde als een mentor voor Basilius. Eustathius steunde Basilius in zijn moeilijke beginfase als bisschop door enkelen van zijn eigen vertrouwelingen naar Caesarea te sturen. Maar drie jaar later zouden beide mannen van vrienden aartsvijanden zijn geworden. En dit had alles te maken met een van de grootste theologische conflicten van de tweede helft van de vierde eeuw – en Basilius’ rol hierin was misschien wel de voornaamste reden dat hij later zo beroemd is geworden.

De hele eerste helft van de vierde eeuw ging, zoals we gezien hebben, over de vraag hoe de Zoon zich nu precies tot de Vader verhoudt: Arius zei dat de Zoon niet van hetzelfde wezen als de Vader is omdat hij niet eeuwig is; de Niceense vaders argumenteerden voor de wezensgelijkheid van de Vader en de Zoon. In heel deze discussie speelde die derde goddelijke Figuur in de Bijbel nauwelijks een rol van betekenis: de Heilige Geest. Er wordt in de Bijbel veel gezegd over Jezus, maar de Heilige Geest komt veel minder vaak voor. Op het Concilie van Nicaea werd er ook niet gesproken over de vraag wie de Heilige Geest nu precies is. Hoewel er in de geloofsbelijdenis van Nicaea zoals we gezien hebben uitgebreid wordt uitgeweid over de Zoon, wordt er van de Heilige Geest heel simpel gezegd: “Ik geloof in de Heilige Geest.” Punt.

Vanaf ongeveer 350 zijn er groepen christenen in met name Egypte en Klein-Azie die beweerden dat de Heilige Geest een schepsel is en in dezelfde orde als de engelen thuishoort. Zij baseren hun claim vooral op het Bijbelboek Hebreeën 1:14, waarin wordt gezegd over de engelen:

Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die de zaligheid zullen beërven?

Omdat, zo zeiden deze mensen, de Heilige Geest ons ook helpt met onze zaligheid en ook een geest is, moet Hij dus ook een engel zijn. Deze christenen werden door hun tegenstanders “Pneumatomachiërs” genoemd. Pneuma is het Griekse woord voor “geest” en mache betekent “strijd,” dus de naam betekent letterlijk: “de strijders tegen de Geest.” In reactie begonnen andere theologen ook over de vraag na te denken wat nu precies de natuur van de Heilige Geest is en hoe Hij zich verhoudt tot de Vader en de Zoon. Sommigen onder hen, met name Athanasius van Alexandrië – een andere grote kerkvader – verdedigden de positie dat de Heilige Geest ongeschapen en goddelijk is.

Terug naar Basilius en Eustathius. Rond 373 werd Eustathius beschuldigd door enkele andere bisschoppen van pneumatomachianisme. Deze bisschoppen wilden dat Basilius een keuze maakte tussen hen en Eustathius. Maar Basilius wilde zijn oude mentor en vriend natuurlijk niet afvallen en probeerde tevergeefs beide kampen met elkaar te verzoenen. Eustathius was natuurlijk weer niet blij dat Basilius niet vierkant achter hem stond. Hij vond dat Basilius juist weer geen duidelijke positie innam in de kwestie omtrent de Heilige Geest en begon allerlei brieven tegen Basilius te circuleren in Klein-Azië, vol met beschuldigen van ketterse ideeën. Velen in Basilius’ netwerk geloofden Eustathius’ beschuldigingen en begonnen sterk te twijfelen aan Basilius’ orthodoxie, of hem zelfs af te vallen. Basilius raakte in een grote crisis en werd nu gedwongen om zijn geloof te verdedigen: op deze manier werd Basilius tegen zijn zin dit theologisch dispuut binnengetrokken. Basilius stuurde allerlei brieven rond aan personen in zijn netwerk om zich te verdedigen tegen de aanklachten en op zijn beurt Eustathius neer te zetten als een Ariaan. Maar zijn belangrijkste zet was de publicatie van zijn opus magnum: zijn boek Over De Heilige Geest. In dit boek weerlegt Basilius in detail de theologie van de Pneumatomachiërs en verdedigt met verve de ongeschapen en goddelijke natuur van de Heilige Geest.

Zijn argumentatie is best complex en soms maakt hij voor 21ste-eeuwse mensen rare gedachtesprongen. Maar het is belangrijk om te benadrukken dat Basilius zich – net als de Pneumatomachiërs – eerst en vooral op de Bijbel baseert. Volgens Basilius maakt de manier waarop er in de Bijbel over de Heilige Geest geschreven wordt heel duidelijk zien dat Hij geen dienende geest is. Twee verzen zijn belangrijk voor Basilius om dit punt duidelijk te maken 10:

Al deze dingen echter werkt e e n en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil.

De wind (pneuma = geest) waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat; zo is het met iedereen die uit de Geest geboren is.

Beide verzen benadrukken dat de Heilige Geest doet zoals Hij wil en dus, zo beredeneert Basilius, kan Hij geen dienende Geest zijn, want Hij is soeverein om te doen zoals het Hem behaagt. Maar er is meer: volgens Basilius laat de Bijbel ook zien dat de Heilige Geest op het zelfde niveau staat als de Vader en de Zoon. Om dit punt te onderbouwen verwijst Basilius naar een beroemd vers uit Mattheüs 11:

Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.

Voor Basilius laten deze verzen zien dat de Heilige Geest niet aan de kant van de Schepping, maar aan de kant van het goddelijke moet worden geplaatst. De Heilige Geest is onlosmakelijk verbonden aan de Vader en de Zoon in natuur, heerlijkheid, en handelen en komt daarom dezelfde eer toe.

Basilius en Eustathius bleven ook de komende jaren elkaar bestrijden. In 377, Eustathius stierf, zonder zich ooit met Basilius te hebben verzoend. Tot op het laatste bleef Basilius proberen om een alliantie te creëren met de kerken in het Westen, maar gaf uiteindelijk op. Ook de strijd met de Pneumatomachiërs bleef doorgaan na Eustathius’ dood. In de allerlaatste brief die we met zekerheid kunnen dateren, schrijft Basilius dat hij zoveel beschuldigingen en laster heeft moeten verdragen dat hij er immuun tegen is geworden. Op hetzelfde moment bleef hij geplaagd worden door ziektes tot hij eind 378 of begin 379 uiteindelijk ook zelf stierf, op 49-jarige leeftijd. Een bekende biograaf van Basilius zegt dat Basilius stierf: “Uitgeput, geïsoleerd, en ontdaan van veel van wat hij hoopte” 12.

Fase V: Receptie

Maar we stoppen het verhaal hier niet: er is nog één laatste etappe te gaan. Basilius’ herinnering leefde namelijk door in de geschiedenis. Zijn bondgenoten bleven hem en zijn theologie verdedigen tegen de Pneumatomachiërs en transformeerden hem in hun werken in een onbevreesde bestrijder van het Arianisme. Valens stierf op het slagveld in 378 en zijn opvolger was Theodosius, een keizer die veel positiever stond ten opzichte van Basilius’ theologische groep. Om voor eens en altijd de strijd met de Pneumatomachiërs te beslissen riep hij een nieuwe concilie bijeen in Constantinopel, in 381. Hier werden de Pneumatomachiërs veroordeeld en het geloof dat de Heilige Geest ongeschapen en goddelijk is orthodox verklaard. Inderdaad, als we naar de geloofsbelijdenis van Constantinopel kijken, zien we duidelijk het verschil met die van Nicaea: waar in Nicaea alleen maar gezegd werd: “Ik geloof in de Heilige Geest,” werd er nu aan toegevoegd:

En ik geloof in de Heilige Geest, die Here is en levend maakt, die van de Vader uitgaat, die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten.

Hoewel het niet lijkt dat het Concilie Basilius’ werk direct heeft gebruikt voor de geloofsbelijdenis, heeft Basilius weldegelijk het fundament mede gelegd.

Vanaf 381 werd Basilius binnen no-time een orthodoxe kerkvader. Zijn werken werden overgeschreven en geciteerd in allerlei theologische kwesties in de eeuwen die volgden. In de Oosters Orthodoxe Kerk kreeg hij, samen met Gregorius van Nazianzus en een andere kerkvader, Johannes Chrysostomus, een speciale status als één van de drie Hiërarchen. Zijn feestdag wordt in heel de Oosterse kerk gevierd op 1 Januari, met een traditionele brood genaamd Basiliopita, een soort Nieuwjaartaart.

Maar zoals duidelijk is geworden heeft Basilius dit nooit meegemaakt. Basilius is ergens een tragisch figuur: in veel van wat hij probeerde werd hij teleurgesteld. De vruchten van zijn werk zou hij nooit zien. Hij was een orthodoxe bisschop in een tijd dat orthodox nog niet bestond. Hij stierf als een behoorlijk controversiële bisschop, niet als een orthodoxe kerkvader of heilige en zijn leer zou pas later orthodox worden verklaard. Hoewel hij algemeen geprezen wordt als de grote verdediger van de goddelijke natuur van de Heilige Geest, moet deze strijd voor hemzelf een ontzettend pijnlijke ervaring zijn geweest: zijn strijd werd getekend door het stukgaan van zijn vriendschap met Eustathius. We moeten inderdaad het werk van grote kerkvaders niet los zien van de context waarin ze schreven. Maar ondanks alle ziekten, tegenstand, teleurstellingen, ruzies en zijn korte leeftijd heeft Basilius een enorm rijk oeuvre nagelaten waarvoor hij de titel Basilius De Grote meer dan terecht verdient.

Matthijs Zoeter
Universiteit van Gent
matthijs.zoeter@ugent.be

Noten

  1. De tekst van deze lezing is met toestemming van de TUA overgenomen op deze website, zie ook Lezingen Week van de Vroege Kerk.
  2. Expositio totius mundi et gentium 40.
  3. (ps.-)Basilius, Brief 350.
  4. Brief 223.2 aan Eustathius van Sebaste.
  5. Brief 14 aan Gregorius van Nazianzus.
  6. Basilius, Preek 8.
  7. Brief 164.2 aan Ascholius van Thessaloniki.
  8. Brief 138.
  9. Gregorius van Nazianzus, Or. 43.
  10. 1 Kor. 12:11, respectievelijk Joh. 3:8.
  11. Matt. 28:19.
  12. Rousseau, Basil 1998: 317.