Basilius de Grote: een bruggenbouwer
De monnik
Basilius leefde van 310 tot 379 n.Chr.. Hij werd geboren te Caesarea in Cappadocië (een streek in het huidige Turkije), als oudste zoon van een christelijk gezin. Zijn ouders hadden beiden vervolgingen meegemaakt, maar toch keerden zij zich niet tegen de ‘boze’ buitenwereld. Ze gaven Basilius daarentegen een brede vorming, dat wil zeggen dat hij zich bekwaamde in vele vormen van wetenschap. Hij raakte thuis in de platoonse, aristotelische en stoïcijnse denkwereld, en hij kwam in contact met tal van geleerden, onderzoekers, schrijvers en poëten.
Ondanks dit alles raakte Basilius onder de indruk van het ascetische ideaal. Dankzij de bisschop van Sebaste – Eustathius – trokken zijn oudere zus Macrina en zijn moeder zich na het overlijden van zijn vader terug in de eenzaamheid van arbeid en gebed. Ook Basilius maakte een radicale keuze. Hij wilde gehoor geven aan de roeping die losstaat van de wereldse ‘wijsheid’ en die zijn vorige leven volledig in de schaduw stelde. Hierbij riep hij de hulp in van monniken. Basilius raakte sterk onder de indruk van een leven van volmaaktheid door goederen aan de armen te geven en daardoor los te komen van de aardse verlokkingen. Hij maakte reizen naar Egypte, Palestina, Coële-Syrië en Mesopotamië. Tijdens deze reizen werd hij sterk aangesproken door de asceten die hij daar tegenkwam. Na thuiskomst liet Basilius zich dopen, om zich vervolgens bij zijn moeder en zus aan te sluiten in Annisi.
Basilius wilde Christus volgen door het kruis op te nemen en zichzelf te verloochenen. Dat betekende voor hem afstand doen van alles wat hem bond, dus ook de denkbeelden van zijn studie. De vraag blijft echter of Basilius ooit écht heeft gebroken met het denken van zijn verleden. Voor het monniken-ideaal waren er in de tijd van Basilius diverse voorbeelden, zoals de volgelingen van Antonius, van Pachomius en Eustathius. Basilius’ grote liefde betrof de natuur, de plek bij uitstek om tot rust te komen. Dit punt speelde een grote rol bij de totstandkoming van zijn gedachten met betrekking tot het leven van monniken, die hij op schrift heeft gesteld. De volgende gedachten ten aanzien van het leven van monniken spelen bij Basilius een rol:
- Ook vrouwen kunnen monnik worden. Het is namelijk een weg voor iedereen.
- Het is een weg voor iedereen, omdat God gezocht moet worden. Want God is goed en al het verlangen gaat uit naar het goede. Verder is God de Schepper van de wereld, de Aarde is meer dan een doffe afspiegeling van de eeuwige werkelijkheid. Het is een schepping met als hoogtepunt de mens, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Daarnaast is God trouw en dat heeft Hij laten zien in Jezus Christus. Hij voert ons tot het eeuwige leven, de mens wordt overladen met ‘goddelijke waardigheid’. Dit alles moet de mens aansporen God te zoeken.
- God is met name te vinden in de gemeenschap met andere gelovigen, in de naaste ontmoet de gelovige God. Afzondering gaat tegen de natuur van de mens in, gemeenschappelijk leven is nodig.
- Deze roeping gaat iedereen aan, maar in het bijzonder de monniken.
Een aantal eisen die volgens Basilius aan monniken gesteld moeten worden:
- Ze moeten een goede vorming krijgen.
- Een hechte onderlinge band, het ‘samen aan de slag gaan’ is noodzakelijk. In afzondering leven gaat in tegen het gebod van de liefde!
- Dankbaarheid tegenover God is belangrijk.
- Door de inspanning van het werken moeten de monniken de liefde gestalte geven. Dit niet alleen ten opzichte van de gemeenschap waartoe men behoort, maar vooral ook ten opzichte van de noodlijdenden. Het is daarom belangrijk dat de meest uiteenlopende beroepen worden geleerd. Hierbij is het belangrijk dat iedereen rekening houdt met de taken die een ieder van God de Schepper heeft ontvangen.
- Het ascetische ideaal moet hooggehouden worden. Er moet afstand worden genomen van alles wat tot begeerte aanzet. De emoties, verlangens en behoeften moeten getemperd worden (bijvoorbeeld rustig praten of zelfs zwijgen, matig eten). Overigens wijst Basilius overdreven ascetisme van de hand.
- Bij alles geldt dat het voorbeeld van Christus centraal moet staan!
Wie is Christus?
Op een gegeven moment vraagt de bisschop van Caesarea Basilius om hulp bij het pastoraat. Dit leidt ertoe dat hij in 364 n.Chr. tot priester wordt gewijd. Ondanks deze koerswijziging in zijn leven blijft Basilius betrokken bij de monniken. Hij zorgt er zelfs voor dat ze worden samengebracht in de stad.
In deze periode organiseert Basilius ook een conferentie over de ‘doop’. Het gaat hem daarbij niet om het liturgische aspect. De doop dient om ruimte te scheppen voor Jezus, het is de weg naar de volmaaktheid. Het moet erop gericht zijn vrijheid te verwerven en het moet aansporen tot het afleggen van driften. Bovenal moet Jezus centraal worden gesteld.
Door het feit dat Basilius sterk de nadruk legt op het centraal stellen van Jezus raakt hij ook betrokken in de discussie rondom het wezen van Christus. Was Jezus goddelijk of menselijk? En hoe verhouden deze twee zich tot elkaar? Deze discussie ging gepaard met tal van wijsgerige bewijsvoeringen. Tijdens het concilie van Nicea werd besloten tot de formulering dat Jezus ‘homo-ousios’ (in wezen gelijk) aan de Vader is.
Voor Basilius staat er in deze discussie veel op het spel. Hij schrijft tegen de Ariaan Eunomius. Volgens Basilius redeneert Eunomius veel te verstandelijk, hij gaat aan de werkelijkheid voorbij. In het verzet tegen Eunomius’ ideeën schrijft Basilius over Jezus als het Woord, het scheppende beginsel, de bekroning in de openbaring van God. Dit Woord moet bepalend zijn voor ons leven. Want Jezus is de openbaring van God, Hij leidt ons tot de Waarheid, Hij is het Licht.
De botsing met de keizer
Het hierboven genoemde betoog van Basilius tegen Eunomius en zijn ideeën had een open karakter. Maar als de keizer zich met de discussies gaat bezighouden, loopt het mis. In het Oosten van het Romeinse Rijk is keizer Valens aan de macht, een aanhanger van Arius.
In 370 n.Chr. wordt Basilius bisschop van Caesarea. Ook hij moet zich houden aan de beslissingen van keizer Valens. Dit leidt echter tot een conflict met de prefect Modestus. Na een heftige discussie, waarin Basilius aangeeft dat hij God meer wil gehoorzamen dan de overheid, druipt Modestus uiteindelijk af. Als antwoord op dit incident wil keizer Valens de politiek gebruiken om maatregelen tegen Basilius te nemen, maar hij ziet er tenslotte vanaf. Basilius heeft namelijk grote steun van het volk.
De zorg voor de armen
De steun van het volk blijkt opnieuw als Basilius in aanvaring komt met de magistraat van Caesarea. Als deze hem voor het gerecht daagt, wil het volk de rechtszaal bestormen. Basilius weet dit echter te verhinderen. Een van de redenen voor zijn grote steun van het volk is het feit dat Basilius zich opwerpt voor de belangen van de armen. Hij doet dit door de overheid aan te spreken, maar tevens laat hij zijn mening aan de rijken duidelijk horen. Bij dit alles verwijst Basilius steeds op Jezus’ houding en woorden: wie volmaakt wil zijn, moet zijn bezit wegschenken en het aan de armen geven. Je moet de naaste liefhebben als jezelf.
Volgens Basilius zijn de rijken in wezen ‘arm’. Ze zijn als rivieren: ze sleuren iedereen en alles met zich mee in hun zucht naar meer. Maar – zegt Basilius – ook rijken moeten sterven! Hij spreekt zijn meningen uit in een tijd van grote hongersnood in Cappadocië. De rijken hebben echter in overvloed. Maar ze moeten beseffen dat ze hun gaven en bezit van God hebben ontvangen. Ze zijn daarom hulp verschuldigd aan de armen, broederschap moet hen tot hulp aanzetten. Het verzet van de rijken luidt echter: Mag iemand niet doen met zijn bezit wat hij zelf wil? Basilius antwoordt echter dat rijken zich meester maken van goederen en dat vervolgens tot hun bezit verklaren. Dit is een groot vergrijp. Heeft Jezus zich trouwens niet nadrukkelijk met de noodlijdenden vereenzelvigd? Basilius’ betoog vindt zijn uitwerking. In Caesarea ontstaat een speciale wijk waar noodlijdenden van onderdak en voedsel worden voorzien. Bij deze hulpverlening schakelt Basilius de monniken in!
Zaken zijn zaken
Ondanks alle rampspoed en het betoog van Basilius blijkt de werkelijkheid toch weer anders: de gelovigen blijken vaak alweer ‘ingeslapen’ te zijn. Wanneer de droogte – en daarmee de hongersnood – voorbij is, keren de rijken zich weer tot hun bezit. ‘Zaken zijn zaken!’ De manier waarop de rijken echter hun zaken doen, is – volgens Basilius – alleen maar bedoeld om de armen in hun greep te krijgen (bijvoorbeeld het lenen van geld met enorm hoge rente). Een gelovige mag in het geval dat een arme geld wil lenen geen rente vragen. Doet men dit wel dan is dat niet anders dan onder een dekmantel de arme te gronde richten. Zo’n houding of werkwijze is niet alleen in strijd met het christendom, maar ook met de natuur. Rente is een dreigend monster. Jezus spoort Zijn volgelingen aan om noodlijdenden geld te lenen zonder het terug te verwachten. Want Jezus zal de beloning schenken, de ware rijkdom.
Basilius richt zich ook tot de armen zelf. Hij spoort hen aan om niet in zee te gaan met woekeraars. Hij adviseert hen in plaats daarvan in loondienst te gaan. Dit zal niet eenvoudig zijn, maar ze mogen en moeten de hoop niet opgeven.
Nieuwe verwikkelingen
Hoewel Basilius leeft uit de belijdenis van Nicea doet niet iedereen dit. Zo steunt de aan de macht zijnde keizer Valens de leer van Arius: Jezus is niet van hetzelfde wezen als de Vader. Een ander standpunt wordt ingenomen door de volgelingen van Sabellius: Jezus gaat geheel op in het wezen van de Vader. Beiden gaan terug op één bezielende kracht of goddelijke werkelijkheid. De zelfstandigheid van de personen van de Drie-eenheid gaat daarmee verloren. Van een echte menswording van Jezus kan daarom geen sprake zijn en daarmee is gezegd dat Jezus geen echte betekenis heeft voor de persoonlijke en aardse werkelijkheid. Een van de aanhangers van deze laatste visie is Marcellus van Ancyra.
Met het concilie van Nicea als uitgangspunt bestrijd Basilius dit standpunt. De discussie omtrent het wezen van Jezus leidt tot grote verwarring in de kerk van het Oosten. De inzet van de discussie is namelijk de spanning tussen de goddelijkheid en het menszijn van Jezus. In de strijd die ontstaat roept Basilius de grote voorvechter tijdens het concilie van Nicea – Athanasius – te hulp. Athanasius wordt gevraagd om de kerk van het Westen – die over het algemeen achter de besluiten van het concilie van Nicea staat – te verzoeken om afgezanten te sturen om gezamenlijk tegen de ketterijen van de Arianen en de volgelingen van Sabellius te strijden. Hij ziet hier echter vanaf. Basilius krijgt echter toch een brief uit Rome, met daarin de standpunten van de kerk aldaar. Hij reageert hier positief op en schrijft dat de krachten moeten worden gebundeld om de kerk op één lijn te krijgen. Het blijkt echter dat het Westen en het Oosten twee botsende culturen zijn. Basilius’ antwoord wordt met grote terughoudendheid ontvangen. In een nieuwe brief wijst hij op het grote belang van eenheid van de christenheid.
Als keizer Valens plotseling bisschoppen laat arresteren of afzetten – de aanhangers van Arius lijken de overhand te krijgen – ziet Basilius zich opnieuw genoodzaakt om het Westen te hulp te roepen. Ditmaal vraagt hij ook de Westerse keizer Valentinianus om hulp, maar er wordt niet geluisterd. In plaats daarvan wordt in een brief Paulinus – een tegenstander van Basilius – als hoofd van de kerk te Antiochië erkend. Basilius keurt dit af, omdat hij het niet eens kan zijn met het standpunt van Paulinus dat God één grondslag heeft (Sabellius), maar meerdere ‘aangezichten’. Tenslotte roept Basilius het Westen nogmaals op om te strijden tegen de ideeën van Arius, maar ook tegen de visies van Marcellus en Paulinus (Sabellius).
Het dispuut over de Geest
Een andere discussie die in het Oosten werd gevoerd betrof: Welke plaats moet worden toegekend aan de Geest? Op het concilie van Nicea was hierover geen uitspraak gedaan. Eustathius redeneert in deze discussie in de lijn van de ideeën van Arius. Basilius stelt hier tegenover dat de Geest ‘in wezen gelijk’ is aan de Vader, maar verder is hij zeer terughoudend. Net als bij de discussie over de Zoon zijn er ook nu weer tal van diverse interpretaties. Ditmaal wil Basilius de zaak niet op de spits drijven ten behoeve van de ‘eenvoudige’ gelovigen.
Uiteindelijk wil men toch nadrukkelijk het standpunt van Basilius horen. Een aantal punten van zijn visie ten aanzien van de Geest zijn:
- Hij is tegen het standpunt van de Arianen die de ‘Helper’ als een schepsel zien. In plaats daarvan benadrukt Basilius dat de Vader, de Zoon en de Geest dezelfde eer moeten krijgen.
- Bij zijn standpuntbepaling wil hij zich laten leiden door de ‘gewone’ gelovige. Dit betekent gebruikmaken van de traditie (mondeling, zoals de doop) én de Schriften.
- Door de doop wordt de gelovige op God gericht onder aanroeping van de formule ‘Vader, Zoon en Heilige Geest’. Dus ook de Heilige Geest is ten volle betrokken bij onze verlossing. Hij leidt en verlicht ons en voltooit ons heil. We moeten en mogen daarom de Geest niet de verwantschap met Gods wezen ontzeggen.
- Hoewel Basilius filosofische taal gebruikt, beschouwt hij de Geest als een gave. Niet de mens moet het ‘Goede’ zelf aanschouwen door het hart te zuiveren, maar de Geest verlicht ons.
De twisten ten aanzien van het wezen van de Geest blijven. De kerk van het Westen kiest tijdens een synode te Rome voor het standpunt van Eustathius! Desondanks blijft Basilius mild en staat hij open voor discussies. Tenslotte is de Geest het draagvlak van de christenheid!
De schepping
Bij zijn beschouwingen over de schepping gaat Basilius ervan uit dat God in Zijn liefde alles omvat. Door de wijze van de schepping leidt het alles tot Zijn doel. De schepping weerspiegeld Gods goedheid. Enkele gedachten die bij Basilius te vinden zijn:
- In tegenstelling tot het dualisme van de wijsgeren (geest, stof; licht, duisternis) gaat Basilius ervan uit dat alles van God komt. Tevens gebruikt hij de Bijbel, waarin hij het antwoord vindt waarnaar de wetenschappers al lange tijd zoeken: ‘In den beginne …’ De schepping is niet eeuwig!
- Ten aanzien van het kwade zegt Basilius: ‘Zoek het niet buiten u als in een oorspronkelijke natuur.’ Het kwade (duisternis) is de afwezigheid van het licht. Als God dan ook spreekt ‘Er zij licht!” dan wordt de schepping ondergedompeld in goedheid.
- De schepping is een bron voor een ieder die de volmaaktheid nastreeft.
- De zon, maan en sterren: God toont op indrukwekkende wijze Zijn grootheid. Basilius wijst in dit verband astrologie resoluut van de hand.
- In de mens vindt de schepping van God zijn voltooiing. De mens wordt geschapen naar het beeld van God. Dit duidt op het verstandelijke beginsel van de ziel en de vrijheid om gehoor te geven om Hem te volgen, om de volmaaktheid na te streven (Jezus heeft dit ons voorgehouden). In dit verband wijst Basilius erop dat man en vrouw gelijk zijn!!
- De mens is – in tegenstelling tot de rest van de schepping – door God geboetseerd. Dit geeft Zijn grote liefde voor de mens aan. Het betekent voor de mens dat ook het lichaam in dienst van God moet staan.
- Ons hele leven wordt gedragen door het scheppende Woord, van het begin tot de voltooiing.
De cultuur
De cultuur als vrucht van de beschaving speelt een grote rol bij Basilius. Hij heeft onder andere een geschrift geschreven waarin hij de vraag beantwoord of de christelijke jeugd mag worden onderwezen in de profane literatuur. Hij wijst hierin allereerst op de Schrift, maar hij voegt eraan toe dat de profane literatuur kan helpen om dieper door te dringen in de geheimen van de Schrift. Het raakvlak tussen de profane literatuur en de Schrift ligt in de waarden van de beschaving en de zekerheid van het geloof. Deze hebben beide een gemeenschappelijke stam.
Er zijn echter ook gevaren. De zaken uit de profane literatuur moeten alleen maar worden overgenomen als ze niet in strijd zijn met de waarheid. Welke zaken worden er besproken én zijn dus belangrijk uit de profane literatuur:
- Een rechtschapen levenswandel wordt vaak besproken.
- Er zijn tal van voorbeelden van personen te vinden die dit ideaal nastreefden.
- Dit vereist echter een goede voorbereiding, het gaat tenslotte niet vanzelf.
Kortom, de zuivere vruchten van de beschaving zijn zonder meer een verrijking.
Bronnen
- Dit artikel is gebaseerd op een samenvatting van het boek “Basilius de Grote, een bruggenbouwer” van dr. L. Meulenberg (1993, Kok – Kampen).