Kinderjaren en prille jeugd

Vaderland en gezin

Augustinus werd op 13 november 354 n.Chr. geboren in Tagaste, een belangrijk knooppunt in het Romeinse wegennet en gelegen in de provincie Africa, in het huidige Algerije. Hij was het eerste kind van vader Patricius en moeder Monnika, mensen van bescheiden afkomst. Het gezin had het dan ook niet breed.

Patricius was een arme ‘curalis’, een raadslid van de stad. Dit ambt werd echter niet vergoed, het bracht zelfs zware financiële lasten met zich mee. Een ‘curalis’ was onder andere verantwoordelijk voor de stadskas. Als de stad niet in staat was om aan de door het rijk opgelegde financiële verplichtingen te voldoen, draaide de ‘curalis’ er uiteindelijk voor op. Patricius heeft hierdoor niet voldoende middelen gehad om Augustinus de juiste opleiding te geven. Een vriend Romanianus zou later echter te hulp schieten, waardoor Augustinus uiteindelijk toch retoriek kon gaan studeren in Carthago, een opleiding die min of meer gelijkstaat aan onze universiteit.

Augustinus heeft ook een broer Navigius en een zus gehad. Zijn zus ging later, na de dood van haar man, naar het nonnenklooster te Hippo.

De streek rondom Tagaste was overwegend katholiek. Desondanks was Patricius een heiden, terwijl Monnika een christin was. Vanwege Monnika kreeg Augustinus een christelijke opvoeding.

Schooljaren

Als kind was Augustinus zeer levendig, maar niet bepaald volgzaam. Hij speelde graag en zag studeren daarom alleen maar als een belemmering. Dit resulteerde nogal eens in een pak slaag. Dit raakte hem echter niet alleen fysiek, maar vooral ook innerlijk. Als hij jaren later zijn eigen jeugd aan het papier toevertrouwt, zijn dat niet bepaald aangename herinneringen.
Naar aanleiding van het feit dat men kinderen niet de kans gaf om te spelen zou Augustinus later fel uithalen naar het onderwijssysteem. In een grondige en scherpe analyse veroordeelde hij onder andere lijfstraffen en alle methoden van onderwijs die uitgaan van het principe van dwang. Hiermee ging Augustinus in tegen de algemeen gangbare opvattingen van zijn dagen. In tegenstelling tot het toenmalige onderwijssysteem prees Augustinus de spontaniteit van de leerling bij het studeren.
Na zijn lagere school ging Augustinus de middelbare studies volgens in Madaura, een stad in het hartje van de provincie (het huidige Algerije). Hoewel deze stad minder in aanzien stond dan Carthago was Madaura toch een centrum van cultuur.

Studies in Madaura

De stad Madaura lag hemelsbreed 30 kilometer van Tagaste. Het was een bloeiende stad die in de 1e eeuw n.Chr. was gesticht als een kolonie voor Romeinse veteranen. Er bevonden zich daarom veel monumenten in de stad. Het was een heidense stad met afgodendienst en tal van religieuze optochten die eindigden in drinkgelagen ter ere van de god Bacchus. In de jaren na Augustinus’ overlijden zou Madaura een toevluchtsoord voor christenen worden, als gevolg van de veroveringen van de Vandalen.
Augustinus was ongeveer 11 jaar oud toen hij zich in Madaura wijdde aan de studie van grammatica, Latijnse literatuur en de kunst van de retoriek. De leerlingen van 11 tot en met 15 jaar werden vertrouwd gemaakt met de klassieke schrijvers – vooral de dichters – en met de kunst van de welsprekendheid. De jonge Augustinus liet zich meeslepen door de menselijke passie in werken van onder andere Vergilius. Hij had een grote hekel aan ‘uit het hoofd leren’, aan theoretische kennis. Daarom heeft hij ook een afkeer gehad van het Grieks. Augustinus blonk uit in de redekunst en de welsprekendheid, hoewel hij dit op latere leeftijd heeft bestempeld als ‘opschepperij’.
Toen hij na enkele jaren weer terug naar huis ging, had Augustinus een stevige culturele basis, maar zijn morele basis was slecht. Dit kwam met name door de vooroordelen van het classicisme, waarbij een fout tegen de regels van de spraakkunst als een zeer ernstig vergrijp werd gezien. Morele zaken kwam niet of nauwelijks aan de orde. In al die jaren had Augustinus ook geen religieuze vorming ondergaan. Hij had als christen waarschijnlijk geen contact met de kleine, christelijke gemeenschap die zich in het heidense Madaura bevond. Augustinus liet daarom zijn tot het kinderlijke niveau ontwikkelde geloof al spoedig varen.

Augustinus als zestienjarige

Na zijn terugkeer in Tagaste brak er voor Augustinus een periode aan van nietsdoen. Patricius was niet in staat om zijn studie te bekostigen. Uit verveling ging hij – tussen de 15 en de 16 jaar oud – samen met zijn kameraden over straat rondzwerven. In deze tijd ging de sensualiteit zijn hele leven domineren, wat hem geestelijk nogal uit balans heeft gebracht. Later beschreef hij dat hij was gescheiden van zijn diepste innerlijk en van God. De vraag is dan of dit een conclusie achteraf is of dat de jonge Augustinus het toen ook daadwerkelijk zo ervoer. Was zijn gedrag een opvulling van een leeg moreel gevoel? Het is in ieder geval zo dat in die tijd de sensualiteit niet als slecht werd bestempeld. In tegendeel, Patricius stimuleerde Augustinus min of meer. Monnika daarentegen probeerde hem te vermanen, maar Augustinus sloeg haar berispingen in de wind.

De gestolen peren

Augustinus volgde zijn kameraden blindelings bij wat ze deden. Dit leidde ertoe dat ze peren gingen stelen. Later analyseerde Augustinus deze daad en schreef het toe aan het feit dat ze zich ergerden aan de wet. Ze hadden er plezier in om deze te overtreden.
Na 1 jaar kwam er uiteindelijk geld beschikbaar voor Augustinus om te gaan studeren in Carthago, het centrum van de cultuur. Daar begon hij aan de hogere studies in de retoriek. Steeds meer en meer ging hij verlangen naar meer kennis en … naar meer plezier.

In Carthago

De hoofdstad Carthago van de Romeinse provincie Africa beleefde in Augustinus’ dagen haar laatste bloeiperiode. Het was een prachtige stad, gelegen aan de zee en rijk aan een oude geschiedenis. Toen Augustinus er arriveerde, vond hij in haar een cultuurstad dat bruiste van het leven. In Carthago ging hij naar school, waar de waarde van de welsprekendheid hoger stond aangeschreven dan enige andere waarde.
Augustinus viel op door zijn grote prestaties in de retoriek. Hij wilde steeds de beste zijn. Hoewel hij niet tot de zogenaamde ‘eversores’ (herrieschoppers) behoorde, was Augustinus echter geen werkezel. Hij was bijzonder gesteld op gezelschap en hij schuwde het liefdesavontuur niet.

Trouwe liefde

Hoewel in Carthago het heidendom zeer populair was, sprak dit Augustinus niet aan. Er was een katholieke gemeenschap in de stad, maar zeer waarschijnlijk onderhield hij er geen contacten mee. Hooguit ging hij er kijken naar de mooie meisjes.
Op een gegeven moment vond Augustinus een vriendin. Hiermee kwam er een einde aan zijn liefdesavonturen. Hij kreeg bij haar een zoon en ze gingen samenwonen, om haar vervolgens trouw te blijven. Hoewel hij pas 18 jaar oud was, wilde Augustinus een liefdevolle vader zijn voor Adeodatus (‘door God geschonken’, een naam die veel voorkwam in het toenmalige Africa).

Kennismaking met de filosofie

Augustinus ging gedurende de periode in Carthago op in de retoriek en het amusement dat de stad te bieden had. Door zijn goede prestaties tijdens zijn studie leek hij bestemd voor een politieke of juridische loopbaan. Echter door het filosofische werk van Cicero, de ‘Hortensius’ (dat tijdens de studie bedoeld was als een voorbeeld voor welsprekendheid), raakt Augustinus onder de indruk van de filosofie. Het ging hem nu vooral om de inhoud van het werk en niet om de welsprekendheid.
Het werk had een zeer grote invloed op Augustinus. Hij werd aangespoord om te filosoferen. De inhoud van het werk was dat alle mensen gelukkig willen zijn. Daarom moeten de objecten van dit streven aan een onderzoek worden onderworpen. Augustinus voelde zich hierdoor erg aangesproken, omdat het de zaken die hij nastreefde precies weergaf. Cicero wijst echter de retoriek af. Het ware geluk is slechts te vinden in het streven naar kennis, in het zoeken naar de waarheid. Dit sprak Augustinus erg aan, maar hij raakte erdoor in een identiteitscrisis. Hij koos echter ook voor de filosofie en wees de retoriek af. Het was een uitzonderlijk bewustzijnsproces bij Augustinus. Zijn hele wezen was erbij betrokken.
Een ander punt dat Augustinus aansprak bij Cicero was het feit dat deze geen beroep doet op een autoriteit, het gaat uiteindelijk om de wijsheid zelf. Later noemde Augustinus deze fase in zijn leven de eerste stap op de weg terug naar God.

Afwijzing van de Bijbel

In deze fase van Augustinus’ leven wist hij niet veel van de christelijke geschiedenis. Van het geloof uit zijn kinderjaren was niet veel meer over. Toch begon hij zich af te vragen of de wijsheid – waarnaar hij plotseling op zoek ging – niet in het Christendom te vinden was? Om een antwoord op deze vraag te vinden ging Augustinus in de Bijbel lezen. Het lukte hem echter niet om de betekenis achter de woorden te ontdekken. Door zijn retorische vorming had Augustinus het vooroordeel van het classicisme, namelijk dat de vormgeving van een werk erg belangrijk is. Hij beschouwde daarom de Bijbel als een armzalig vormgegeven boek. Dit was zijn eerste reden om de Bijbel af te wijzen. Een tweede reden was dat hij niet wilde buigen voor het gezag van het Woord van God. Hij wilde niet ‘nederig’ zijn. Augustinus volgde de strenge wet van de rede en de Bijbel voldeed hier – volgens hem – niet aan. Later zou hij het een ‘arrogante afwijzing’ noemen.