De morele ommekeer
Een radicale ommekeer
Augustinus was verstandelijk tot de overtuiging gekomen dat het christelijke geloof tot de waarheid leidt. Maar hij vond intellectuele instemming niet voldoende om christen te worden, er was een morele ommekeer nodig. Dit ideaal was overigens ook terug te vinden bij het Neoplatonisme, waarbij onthechting van het zinnelijk waarneembare leidt tot zuiverder inzicht om tot het hoogste te komen. Augustinus vond dat het ideaal radicaal moest blijken uit het leven, zonder voorbehoud. Dit leidde bij hem tot een geweldige strijd: hij voelde zich gedreven tot totale overgave aan God, maar hij wilde en kon zich niet losrukken van de gewoonten èn het verleden.
Innerlijk nam Augustinus afstand van welstanden en de invloedrijke positie die hij had. Hij bleef zich echter sterk gebonden voelen aan vrouwen. Hoewel zijn concubine inmiddels terug naar Africa was gegaan terwijl Adeodatus bij hem was gebleven, kon Augustinus de overweldigende kracht van de sensualiteit niet weerstaan en hij nam daarom een maîtresse. Monnika – die bij hem in Milaan was – spoorde hem aan om te trouwen, maar Augustinus zag dit niet zitten. Hij wilde vrij zijn.
Innerlijke strijd
Het verlangen om in totale vrijheid zich over te geven aan God was bij Augustinus groot. Hij overwoog het celibaat, net als zijn vriend Alypius. Hij wilde dolgraag een religieus leven leiden, maar het was een gevecht tegen zijn zwakke wil en hij stelde de beslissing daarom uit. Iets van de grote innerlijke strijd die hiervan het gevolg was, kunnen we teruglezen in de Confessiones.
Aanmoedigende voorbeelden
Augustinus besloot om zijn hart uit te storten bij de oude priester Simplicianus, een bestudeerder van het Neoplatonisme. Deze hield hem het voorbeeld voor van de retor Marius Victorinus. Hierdoor werd Augustinus geconfronteerd met mensen van zijn eigen ontwikkelingsniveau. Hij raakte ook onder de indruk van de kluizenaar Antonius en zijn volgelingen. De moed van de personen uit de voorbeelden spoorde Augustinus aan om hetzelfde te doen.
De eindstreep
De reden van Augustinus’ lange aarzeling was dat hij vond dat hij definitief moest afzien van alles wat tegen zijn radicale idee inging, zelfs de kleinste gewoonten en neigingen. Maar ten diepste wilde hij dit niet, hoewel het doel wel in zicht kwam.
‘Neem en lees’
In een tuin in Milaan kwam de crisis tot een uitbarsting. Alypius was erbij toen Augustinus in huilen uitbarstte en God om hulp riep. Plotseling hoorde hij een kind ‘Neem en lees’ zingen. Augustinus zag dit als een directe tussenkomst van God. Onmiddellijk nam hij de Bijbel ter handen en sloeg het open in Romeinen 13. Door het lezen van dit gedeelte raakte hij bevrijd en werd zijn zwakke wil tot een sterke. Deze stap zou hij later als volledig voor rekening van God beschrijven.
Vrij
De innerlijke verscheuringen waren voorbij. Augustinus had God en zichzelf teruggevonden door de vereniging in de liefde. Hij voelde zich vrij en de vreugde stroomde zijn hart binnen. Meteen werd het voor hem tijd om de consequenties van de ommekeer in het dagelijkse leven door te voeren. Hij verbrak daarom de verloving met zijn aanstaande bruid en deed afstand van zijn leerstoel. Hij wilde zich volledig aan God toe gaan wijden.