De manicheïstische periode
In de ban van Mani
Door zijn ‘bekering’ tot de filosofie was Augustinus sterk in de rede gaan geloven. Het Manicheïsme – een syncretische, Oosterse religie – legde hier ook sterk de nadruk op. Deze in de 3e eeuw n.Chr. door Mani gestichte religie postuleerde het goed en het kwaad als twee eeuwige, tegengestelde principes. In Augustinus’ tijd had het Manicheïsme een grote aanhang in Carthago. Omdat de Manicheeërs kennis als noodzakelijk voor het heil achtten en niets moesten hebben van dogmatisme, voelde Augustinus zich sterk tot deze religie aangetrokken.
Augustinus laat het christelijke geloof los
Door deze ontwikkeling liett Augustinus het christelijke geloof uit zijn kinderjaren los. Hij ging er zelfs toe over om het aan te vallen en te bekritiseren. De Manicheeërs waren van mening dat ze het ware christelijke geloof kenden. Alles wat van het christelijke geloof niet met hun religie overeenkwam, wezen ze resoluut af. Dit overigens vaak zonder enig bewijs of argument.
De eerste twijfels
Naarmate Augustinus het Manicheïsme beter leerde kennen, kwamen er ook steeds meer twijfels. Deze religie leerde dat het licht een goddelijke werkelijkheid is. Het licht is goed en staat tegenover de duisternis, het kwaad. Er is – volgens hen – een god die de lichte stoffelijkheid bezit, tegenover een antigod van de duisternis en het kwaad. In de mens en in de kosmos is het licht en de duisternis met elkaar vermengd. Het licht – de zogenaamde lichtdeeltjes – moeten uit de duisternis worden bevrijd.
Geleidelijk aan begon Augustinus in te zien dat het Manicheïsme met de ‘waarheid’ schermde, om daarmee de pseudo-wetenschappelijke aspecten van hun leer te verhullen. Desondanks maakte Augustinus toch diverse nieuwe bekeerlingen: zijn vriend Alypius, Romanianus en Honoratus.
Bij de Manicheeërs waren er twee klassen: de ’toehoorders’ en de ‘volmaakten’. Augustinus bleef behoren tot de eerste categorie van ’toehoorders’. Bij zijn zoektocht naar antwoorden op de vragen die er bij hem rezen, werd zijn filosofische kennis meer en meer verruimd. Door het in contact treden met andere denksystemen groeiden de twijfels bij Augustinus. Hij was daarom op zoek naar een geschikte gesprekspartner, om samen over zijn vragen te discussiëren. Zijn vrienden beloofden hem dat de grote leermeester van het Manicheïsme, Faustus, uitkomst zou bieden, want hij zou op korte termijn vanuit Rome naar Africa komen.
Verkoper van woorden
In Carthago gaf Augustinus onderwijs in de retoriek om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Toen echter Romanianus – degene die de studie van Augustinus had bekostigd – in Tagaste een nieuwe school financierde, keerde hij terug naar zijn geboortestad. Zijn moeder Monnika liet hem er echter thuis niet in vanwege zijn Manicheïstische sympathieën. Daarom trok Augustinus, met zijn partner en zoon, in bij Romanianus. Deze werd ook al snel tot het Manicheïsme bekeerd.
Ook in Tagaste gaf Augustinus les in de retoriek, hoewel de lesstof hem zelf niet meer echt aanstond. Hij gaf daarom ook morele instructies. Hij vond dat de redekunst moest plaatsvinden met inachtneming van de rechtvaardigheid. Vanwege Augustinus’ vriendelijke persoonlijkheid maakte hij veel vrienden, ook onder zijn leerlingen.
Dood van een vriend
Augustinus had op een gegeven moment niet het idee dat het onderwijs – dat hij gaf – hét was bij zijn intellectuele zoektocht. Toen zijn beste vriend uit Tagaste overleed, kwam dat als een enorme schok voor de 20-jarige Augustinus. Voor het eerst in zijn leven besefte hij dat het leven beperkt is, hoewel inmiddels zijn vader ook al was overleden. Door dit alles raakte Augustinus in een diepe crisis. Zonder God en zonder vriend lag hij overhoop met zichzelf. Daarom ontvluchtte hij Tagaste en ging weer terug naar Carthago. Daar ging hij weer – met de financiële hulp van Romanianus – les geven aan een school voor de retoriek. Geleidelijk aan verdween het verdriet weer.
Zijn moeder Monnika was daarentegen erg verdrietig. Ze was niet in staat geweest haar zoon tot het christendom terug te winnen. Een bisschop verzekerde haar echter – naar aanleiding van haar gebedsleven – dat ‘een zoon van zulke tranen niet verloren kan gaan’.
Inderdaad ging Augustinus steeds meer twijfelen aan het Manicheïsme. Hij verwachtte daarom veel van een gesprek met de grote leider Faustus.
Ontmoeting met Faustus
Faustus van Mileve stond bekend om zijn zeer goede debatten, met name vanwege zijn redekunst. Toen hij vanuit Rome naar Africa kwam, was Augustinus op zoek naar logische antwoorden op zijn vragen. Door het feit dat hij zoekende was, waren zijn filosofische capaciteiten beter ontwikkeld. In het op voorhand zo veelbelovende gesprek lukte het Faustus echter niet om Augustinus te overtuigen van het gelijk van het Manicheïsme.
Sterker nog, Augustinus raakte ontgoocheld. Hij dacht via het Manicheïsme een innerlijke vervolmaking te bereiken, maar hij leefde met morele onduidelijkheden. Hij had vragen omtrent de morele verantwoordelijkheid en de menselijke vrijheid. Faustus kon hem geen uitkomst bieden.
Augustinus maakt zich geleidelijk los van het Manicheïsme
Na het gesprek met Faustus nam Augustinus – na een periode van negen jaar – afstand van het Manicheïsme. Hij was overigens altijd al wel een kritisch lid geweest. In de daarop volgende jaren bleef hij echter steeds meer filosofische kennis verwerven. Het Manicheïsme had bij Augustinus echter een ontevreden en verward gevoel gegeven, maar hij wist geen alternatief. Dit leidde bij hem tot een zeker scepticisme.
In deze periode was Augustinus 26 of 27 jaar oud en hij gaf nog steeds les in de retoriek, maar dit beviel hem echter niet. Wel vond hij onder zijn leerlingen een vriend, Nebridius. Bij het lesgeven had Augustinus erg veel last van de zogenaamde ‘eversores’. Deze herrieschoppers werden in Carthago toegelaten, maar in Rome lag dat anders. Op advies van zijn vrienden besloot hij daarom om in Rome ongestoorder les te gaan geven. Zijn vrouw, maar vooral zijn moeder Monnika, probeerde dit te verhinderen. Maar Augustinus misleidde zijn moeder en vertrok naar Italië. Monnika ging hem meteen achterna en zou hem uiteindelijk later in Milaan terugvinden.
Een triest verblijf in Rome
Gedurende een jaar verbleef Augustinus in Rome, dat inmiddels niet meer de keizerlijke residentie was – dat was Milaan geworden. Tijdens zijn verblijf in de stad – waarvan hij overigens niet onder de indruk leek te zijn – vond hij zijn onderkomen bij een manicheïstische vriend, ondanks zijn antipathie tegenover de sekte. Augustinus was depressief en kreeg een hevige koorts.
Augustinus ging verder met zich verdiepen in de filosofie. Hij ging zich interesseren voor de Academici. Zij leerden dat aan alles getwijfeld moest worden, de ‘waarheid’ is immers niet te kennen. Deze leer had wat weg van een agnostisch scepticisme. In deze tijd raakte Augustinus zijn voorwerp van liefde, de waarheid, kwijt. Hij zocht ook geen contact meer met de christelijke gemeenschap (toentertijd waren paus Damasus en Hiëronymus de kerkelijke hoofdfiguren in Rome).
In deze tijd wijdde Augustinus zich weer helemaal aan het lesgeven in de retoriek. Hij werd een bekend en gewaardeerd leraar. Hij werd echter benadeeld door leerlingen die, op het moment dat er schoolgeld betaald moest worden, niet meer kwamen opdagen.
Plotseling kreeg Augustinus echter een aanbieding voor een officiële leerstoel in Milaan. In de herfst van 384 was Quintus Aurelius Symmachus prefect van Rome. Hij was tevens de leider van de intellectuele heidenen. Door hem ontstond er aan het einde van de 4e eeuw een opleving van het heidendom, waarbij hij een vorm van heidens syncretisme propageerde (Symmachus wordt nogal eens gezien als het symbool van een stervende wereld).
Symmachus moest voorzien in een vacante vacature in Milaan. Augustinus kwam ervoor in aanmerking, maar moest eerst een vorm van examen afleggen. Hiervoor slaagde hij overigens met glans.