Augustinus en de val van Rome
De plundering van Rome
Op 24 augustus 410 werd de stad Rome door de Gothen geplunderd. Deze zeer ingrijpende gebeurtenis had grote invloed op de mensen uit de directe omgeving van Augustinus. Tal van vluchtelingen overspoelden de provincie. In deze tijd begon hij zich daarom bezig te houden met de enorme psychologische terugslag die deze gebeurtenis op de mensen had.
De tekenen van de tijd
De gebeurtenissen waren bij Augustinus aanleiding om zich meer bezig te houden met het toekomstperspectief van de geschiedenis. Augustinus kon zich – in tegenstelling tot diverse andere mensen – wel degelijk een beschaving voorstellen buiten de structuren van het Romeinse Rijk. Het voortbestaan van het ware ‘Rome’ hangt namelijk samen met een relatie tot God.
De gids
Augustinus ontmythologiseerde het beeld van Rome door de stad met de ‘Romeinen’ te identificeren die niet zullen bezwijken. Rome is niet eeuwig, maar het Romeinse geslacht zal overleven. Hierbij wees hij op de lijdende Christus, de steun voor mensen in een ineenstortende wereld.
Augustinus sneed ook een praktisch probleem aan. Mensen moesten gastvrijheid betonen ten opzichte van de vluchtelingen die Afrika overspoelden.
Polemieken met de heidenen
De diverse polemieken met de heidenen bleken voor Augustinus de zwaarste psychische belasting te zijn. De christenen werden namelijk als de oorzaak gezien van alle rampspoed die het rijk trof. Zij waren het die de goden hadden verjaagd.
Augustinus verdedigde het christelijke geloof door te verwijzen naar de historische oorzaken van het verval, die al op tal van terreinen was ingezet: op economisch, financieel, militair en politiek gebied. Daarnaast speelden – volgens Augustinus – ook de volksverhuizingen een grote rol. Ondanks deze weerlegging sprak de heidense kritiek een groot publiek aan, vooral vanwege de steeds groter wordende onzekerheid.
Het ontstaan van De stad van God (De civitate Dei)
Het grote werk van Augustinus – De civitate Dei – omvat 22 boekdelen. Hij heeft er ten minste 14 jaar aan besteed. In dit werk legt hij de geschiedenis uit als de weg die de mensheid aflegt, met God als einddoel. Bij de uitvoerige beschrijving van de geschiedenis verwerpt Augustinus het Romeinse Imperialisme, de glorie van de mythe. Het is een rijk zonder gerechtigheid, het heeft tal van andere rijken verwoest en onderworpen. Augustinus veroordeelde het verlangen tot overheersen! Daarnaast was hij sterk tegen het Romeinse gevoel voor eer, waarin hij een symbool van het heidense verlangen naar eeuwigheid zag.
In De civitate Dei beschrijft Augustinus ook de wereldgeschiedenis. Hoewel niet chronologisch, geeft hij toch een verklaring.
De twee steden
In De stad van God komt ook het beeld van de twee steden naar voren. In de geschiedenis openbaren zich twee soorten mensengemeenschappen: een aardse stad en een stad van God. De aardse stad staat voor eigenliefde en macht, de stad van God betreft de universele liefde met God als de Enige macht. De menslievendheid heeft daar betrekking op God.
Onzichtbare grenzen
In de loop van de geschiedenis wint de stad van God steeds meer terrein, hoewel het geestelijke ‘grenzen’ betreft. Maar op aarde leven de burgers van beide steden toch samen, ook binnen de kerk. Het koren en het onkruid groeien samen op tot het moment van de oogst.
Een weefsel met verscheidene motieven
Het boek De civitate Dei bevat een reeks van verschillende thema’s, zoals: het kwaad, geluk, de maatschappij, de staat en historische gebeurtenissen.
De reacties op de Stad van God
Augustinus schuwde het contact met de ontwikkelde heidenen in het geheel niet. De Stad van God werd druk door heidenen besproken, maar een heftige reactie volgde er echter niet.
Het werk verspreidde zich in hoog tempo over de Latijnstalige wereld. Maar vaak ook werd het verkeerd begrepen. Zo had Augustinus er een geestelijke bedoeling mee, maar werd het maar al te vaak politiek gebruikt.