Kerkvaders en het Kerstfeest
Voor achtergronden bij het ontstaan van het Kerstfeest in de vroege kerk zie: Kerstfeest in de vroegchristelijke kerk.
Advent en Kerst : teksten van Ambrosius en Augustinus
Bron: Augustijns Instituut.
Advent: 1e zondag
Lucas 21, 25-36 toegelicht door Augustinus
“Vindt u het vreemd dat de wereld ten ondergaat?” vraagt de Heer. “U kunt het beter vreemd vinden dat de wereld nog zo oud is geworden. De wereld is als de mens: een mens wordt geboren, groeit op en wordt oud. Als hij oud is, heeft hij een hele hoop lichamelijke klachten: hij moet hoesten, hij is verkouden, zijn ogen zijn ontstoken, hij is erg bezig met zijn gezondheid en is gauw moe. Als een mens oud is, zit hij dus vol klachten. Als de wereld oud is, staat ze zwaar onder druk.”
Heeft God u soms niet genoeg gegeven door u, hoewel de wereld al zo oud is, Christus te sturen om u te verkwikken terwijl alles ten onder gaat? U weet toch dat Hij dat al heeft aangeduid in de nakomeling van Abraham? “En die nakomeling is Christus,” zegt Paulus. Het woord nakomeling staat in het enkelvoud, niet in het meervoud: en aan uw nakomeling en die nakomeling is Christus. (Gal 3,16) Hoewel Abraham al oud was, is hem een zoon geboren. Dat betekent natuurlijk dat Christus pas zou komen, als de wereld een hoge ouderdom had bereikt. Hij kwam toen alles oud was geworden, en Hij maakte u nieuw. (…) Blijf u niet vastklampen aan een oude wereld (Js 43,18), word jong in Christus! Dat is wat u moet willen. Christus zegt tegen u: “De wereld gaat verloren, de wereld wordt oud, de wereld gaat ten onder, zij wordt geplaagd door de kortademigheid die bij de ouderdom hoort. Maar wees niet bang, uw jeugd wordt vernieuwd als die van een arend.” (Ps 103,5)
Uit: Aurelius Augustinus – Van aangezicht tot aangezicht: preken over teksten uit het evangelie volgens Matteüs – Amsterdam : Ambo, 2006 – p.444-445 (= Sermo 81,8).
Advent 2e zondag
Lucas 3,1-6 toegelicht door Ambrosius
Het Woord is gekomen: de heilige Johannes de Doper zou boete prediken. (Lc 3,3) Velen passen op de heilige Johannes het beeld van de wet toe, omdat de wet wel de zonde aan de kaak kon stellen maar niet kon vergeven. (Vgl. Rom 3,20) De wet roept immers ieder die de weg van de heidenen volgde, van dwaling terug, weerhoudt hem van wandaden, raadt hem boetvaardigheid aan om genade te krijgen. Welnu, de wet en de profeten gaan tot Johannes.(Lc 16,16) Johannes was de voorloper van Christus. Zo is ook de wet voorloper van de kerk en de boetvaardigheid voorloper van de genade. (Gal 3,24) Zo heeft de heilige Lucas, toen hij zei dat het Woord van God over Johannes kwam, hem met die korte zinswending treffend tot de profeten gerekend. Hij behoefde niets toe te voegen, want wie overvloeit van het Woord van God, heeft geen aanbeveling van zichzelf nodig. Door dit ene te zeggen heeft Lucas dus van alles de verklaring gegeven.
Uit: Ambrosius van Milaan – Zingen met mijn geest en ook met mijn verstand: uitleg van het evangelie volgens Lucas – Budel : Damon, 2005. – p. 123 (= boek 2, par. 68).
Advent 3e zondag
Lucas 3,10-18 toegelicht door Ambrosius
Aan elke groep mensen afzonderlijk gaf Johannes de Doper een passend antwoord en in feite een en hetzelfde aan allen. Zo aan de tollenaars om niet méér te vorderen dan voorgeschreven was. (Lc 3,12-13) Zo aan de soldaten om niet met valse voorwendselen geld af te persen of op buit uit te gaan (Lc 3,14): een aanwijzing dat er vaste soldij in de krijgsdienst bestaat om soldaten niet als rovers te werk te laten gaan op zoek naar levensonderhoud. Maar deze en andere plichten in een beroep richten zich tot bepaalde personen. De barmhartigheid echter is een praktijk voor iedereen en daarom een plicht voor iedereen, noodzakelijk voor alle beroepen en alle leeftijden; barmhartigheid moet door alle mensen worden beoefend. Tollenaar noch soldaat wordt hiervan uitgezonderd, boer noch stedeling; voor rijk en arm, voor allen gezamenlijk geldt de oproep te delen met wie niet heeft en daarbij eigen kleding, spijs of drank niet te ontzien (Lc 3,11). Barmhartigheid maakt de deugden volledig en wordt daarom allen voorgehouden als belichaming van volmaakte deugd. Toch houdt de barmhartigheid zelf een maat: de draagkracht is afhankelijk van de menselijke omstandigheden. Niemand behoeft zich van alles te ontdoen maar hij dele met de arme wat hij heeft.
Uit: Ambrosius van Milaan – Zingen met mijn geest en ook met mijn verstand: uitleg van het evangelie volgens Lucas – Budel : Damon, 2005. – p. 128 (= boek 2, par. 77).
Advent 4e zondag
Lucas 1,39-45 toegelicht door Ambrosius
Na enkele dagen vertrok Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Juda. Zij ging het huis van Zacharias binnen en begroette Elisabet. (Lc 1,39-40) Het is normaal dat wie om geloof vraagt, dat geloof ook onderbouwt. Toen dan de engel het verborgen heilsgeheim verkondigde, berichtte hij aan de maagd Maria het aanstaande moederschap van een oudere onvruchtbare vrouw, om zo het geloof met een voorbeeld te onderbouwen (vgl. Lc 1,37). Daarmee kon hij aannemelijk maken dat voor God alles mogelijk is wat Hem behaagt (vgl. Lc 1,37). Zodra Maria dit had vernomen, trok zij het bergland in (vgl. Lc 1,39), niet omdat zij geen geloof hechtte aan het woord van de engel, onzeker was over zijn boodschap of twijfelde aan het genoemde voorbeeld. Nee, ze was verheugd om wat aan Elisabet en Zacharias was beloofd, ze was bezorgd om hen te helpen en vol blijdschap tot spoed aangezet. Want waarheen anders zou een vrouw, die al vervuld was van God, zich met spoed begeven dan naar het hogere (vgl. Origenes, Homilia in Lucam 7,2-4)?. Obstakels onderweg die de gang vertragen, zijn vreemd aan de genade van de Heilige Geest.
(…)
Let op het onderscheid en de bijzondere betekenis van de afzonderlijke woorden. Elisabet hoorde de stem als eerste, maar Johannes voelde als eerste de genade. Elisabet hoorde zondermeer woorden, maar Johannes sprong op in de kracht van het grote geheim. Elisabet werd Maria’s komst gewaar, Johannes de komst van de Heer. De vrouw die van de vrouw, het kind die van het kind. De moeders nemen het woord “genade” in de mond, de kinderen geven er vanbinnenuit gevolg aan. Zij laten het geheim van de liefde ontluiken en hun moeders voelbaar ten goede komen. Een tweevoudig wonder: moeders profeteren krachtens de geest van hun kinderen. Het kind sprong op en de moeder werd vervuld met de Heilige Geest (vgl. Lc 1,41). De moeder werd niet eerder vervuld dan het kind, maar toen het kind was vervuld met de Heilige Geest, vervulde het ook zijn moeder. Johannes sprong op van vreugde, ook de geest van Maria sprong van vreugde op. Toen Johannes opsprong werd Elisabet vervuld. Maar over Maria weten we dat zij toen niet werd vervuld van de Geest, maar dat haar geest van vreugde is opgesprongen (vgl. Lc 1,47). De Ongrijpbare was in zijn moeder ongrijpbaar aan het werk. Elisabet werd ná de ontvangenis vervuld, Maria ervóór.
Uit: Ambrosius van Milaan – Zingen met mijn geest en ook met mijn verstand: uitleg van het evangelie volgens Lucas – Budel : Damon, 2005. – p. 100 en 101-102 (= boek 2, par. 19 en 23).
Kerstnacht
Lucas 2,1-14 toegelicht door Ambrosius
Het gebeurde in die dagen dat keizer Augustus een decreet uitvaardigde dat er aangifte gedaan moest worden over heel de wereld. Nu wij over de geboorte van de Heiland gaan spreken is het, dachten wij, niet misplaatst de vraag op te werpen naar de tijdsomstandigheden waarin hij ter wereld kwam. Wat heeft nu de aangifte van wereldse gegevens te maken met de geboorte van de Heer? Ook dat is een goddelijk mysterie. Onder het uiterlijk van de wereldse aangifte voltrekt zich er een op geestelijk vlak, niet voor de aardse maar voor de hemelse vorst bestemd. Deze aangifte van het geloof registreert het innerlijk leven van de mensen. Nu de oude heffing in de synagoge is afgeschaft, wordt er een nieuwe voor de kerk voorbereid: niet om dwangsommen op te eisen maar om die af te schaffen. … Hier worden geen landerijen opgemeten, maar zielen en harten gepeild. Hier worden geen grenzen vastgesteld maar vooruitgeschoven. Hier maakt men geen onderscheid tussen oud en jong, maar wordt iedereen bijgeschreven. Niemand is immers van deze heffing vrijgesteld, omdat mensen van alle leeftijden schatplichtig zijn aan Christus …
Bij deze aangifte hoeft u niets te vrezen dat schrik aanjaagt, niets dat harteloos aandoet, niets dat ongelukkig maakt. Deze aanslag ondertekent iedereen alleen met het geloof. Wilt u weten hoe de belastingdienaren van Christus zijn? Zij krijgen de opdracht de vermogens op te nemen zonder stok en terreur, het volk te winnen met welwillendheid, het zwaard in de schede te steken en geen goud te bezitten (Vgl. Mt 10,9-10, Mc 6,8-9 en Lc 9,3). Met zulke belastingdienaren is de wereld gewonnen. Kortom, de plicht om zich te melden gold de hele wereld. Daaruit kunt u opmaken dat deze aangifte niet van Augustus maar van Christus uitging.
Uit: Ambrosius van Milaan – Zingen met mijn geest en ook met mijn verstand: uitleg van het evangelie volgens Lucas – Budel : Damon, 2005. – p. 107-108 (= boek 2, par. 36-37)
Kerstdag
Johannes 1,1-18 toegelicht door Augustinus
Laat God de ruimte om voort te brengen wat eeuwig is. Alstublieft, luister goed over wie we het hebben. … We hebben het over God. We belijden en geloven dat de Zoon even eeuwig is als de Vader. “Maar,” zeggen ze, “als mensen kinderen krijgen, is de eerste generatie ouder dan de tweede generatie.” Ja, dat is zo: bij de mensen is de eerste generatie ouder dan de tweede. Maar het kind gaat zijn vader in kracht evenaren. En dat komt natuurlijk omdat de een opgroeit en de ander ouder wordt. Als de vader stil stond in de tijd en het kind hem al groeiend zou inhalen, dan zou u op een bepaald moment kunnen vaststellen dat ze even oud waren. Goed, ik geef u een voorbeeld om het te kunnen begrijpen. Het vuur brengt een gloed voort die even oud is als het vuur zelf. Bij de mensen vindt u alleen maar kinderen die jonger zijn dan hun ouders; ze zijn nooit even oud. Maar zoals gezegd, ik geef u een voorbeeld: de gloed die even oud is als het vuur, zijn vader. Het vuur brengt namelijk gloed voort en bestaat nooit zonder gloed. Als u dan inziet dat de gloed even oud is als het vuur, sta God dan een even eeuwige zoon toe. Als u het begrijpt: wees blij. Als u het niet begrijpt: geloof! Want het woord van de profeet kan niet ongedaan worden gemaakt: “Als u het niet gelooft, zult u het niet begrijpen.” (Js 7,9 LXX)
Uit: Aurelius Augustinus – De weg komt naar u toe: preken over teksten uit het evangelie volgens Johannes – Budel : Damon, 2007. – p. 59 (= Sermo 118,2).
Zondag in kerstoctaaf 27 december
Lucas 2, 41-52 toegelicht door Ambrosius
Wij lezen dat de Heer op zijn twaalfde jaar het woord is gaan voeren (Lc 2,42-47), want dat getal twaalf, het aantal van de apostelen, was bestemd voor de geloofsverkondiging. Niet zonder betekenis wordt Hij na drie dagen teruggevonden in de tempel alsof Hij zijn menselijke ouders was vergeten terwijl Hij in zijn mensheid uiteraard vervuld werd met Gods wijsheid en genade. (Lc 2,46) Dit moest erop wijzen dat Hij drie dagen na zijn glorierijke lijden zou verrijzen en dat Hij, doodgewaand, zichzelf aan ons geloof zou aanbieden op de hemelse troon en bekleed met goddelijke eer (Vgl. Mt 26,61, Mc 14,58 en Joh 2,19).
Uit: Ambrosius van Milaan – Zingen met mijn geest en ook met mijn verstand: uitleg van het evangelie volgens Lucas – Budel : Damon, 2005. – p. 120 (= boek 2, par. 63)