Christenvervolgingen in de Romeinse tijd

Religie in het Romeinse Rijk

De gemeente van Jeruzalem leefde in bezet gebied van het Romeinse Rijk. Het Romeinse Rijk was een religieus rijk, waarin vele goden werden aanbeden. De Joodse godsdienst werd door de Romeinen gerespecteerd vanwege de zeer oude (en in de ogen van de Romeinen daarom goede) papieren, maar had behalve onder etnische Joden weinig aanhang. Dat had er natuurlijk ook mee te maken dat de Joden hun godsdienst beschouwden als exclusief voor hun eigen volk. Daarin kwam met de opkomst van het christendom verandering.

Afzijdigheid

Hoewel Jezus toch door Romeinen werd gekruisigd, hielden zij zich volgens het Bijbelboek Handelingen niet bezig met wat zij beschouwden als “interne Joodse kwesties”, zolang die maar niet ontaardden in een volksopstand. Zo werd Paulus pas door de Romeinen gearresteerd toen er om hem een rel ontstond tussen Farizeeën en Sadduceeën 1. Een ander voorbeeld is een grote groep Joden, waaronder misschien christenen, die uit Rome werd verbannen vanwege publieke onenigheid door “Chrestus” 2.

Expansie

Volgens Handelingen breidde de gemeente zich in het begin vooral uit via Joodse groepen verspreid over het Romeinse Rijk. Maar omdat het christendom in tegenstelling tot het jodendom niet beperkt is tot etnische Joden, sloten ook hoe langer hoe meer niet-Joden zich aan. Het aantal christenen liep hiermee op tot enkele procenten van de totale bevolking.

“Ongelovigen”

Op enig moment is er toch iets veranderd aan de opstelling van de Romeinen, want uit een briefwisseling van het jaar 112 tussen de toenmalige keizer Trajanus en Plinius (“de Jongere”) bleek dat het aanhangen van het christendom inmiddels een misdrijf was. Romeins staatsburgers werden ervoor naar Rome gestuurd, anderen werden ter dood veroordeeld als ze “koppig” volhielden christen te zijn. Maar Trajanus blijkt in de brief aan Plinius geen voorstander van actieve vervolging. Het christendom werd dus min of meer gedoogd, maar het aanhangen ervan was wel een halsmisdrijf. Merkwaardig genoeg beschouwden de Romeinen christenen als ongelovigen, omdat zij weigerden mee te doen aan ceremonies waarbij aan de Romeinse goden werd geofferd. De Romeinen konden deze houding niet begrijpen en vatten die zelfs op als ondermijning van het Romeinse Rijk, dat het immers moest hebben van de steun van die goden. De christenen kwamen terecht in de hoek waar de klappen vielen: als er een zondebok nodig was, kwamen zij steeds in aanmerking.

Zondebokken

Een kras voorbeeld van deze zondebokzoekerij is een geschiedenis die zich afspeelde aan het hof van keizer Diocletianus (284-305). Deze zette een ceremonie op touw met als doel de wil van de goden te raadplegen, maar het geheel draaide uit op een mislukking. Nu hadden enkele christenen die daar in dienst waren volgens het verslag een kruisje op hun voorhoofd getekend, kennelijk om zich tegen de in hun ogen demonische ceremonies te beschermen. De keizer vond dat maar verdacht en meende dat dat de oorzaak moest zijn van de mislukking. Zijn maatregelen waren verschrikkelijk en overtrokken: niet alleen liet hij de christenen aan zijn hof afranselen, maar ook gaf hij opdracht in alle militaire kampen offerceremonies te houden en iedereen te ontslaan die daar niet aan meedeed.

Onbekend…

“Onbekend maakt onbemind”, luidt een bekend spreekwoord, en dat lijkt ook van toepassing op de toestand van het christendom tot in de tweede eeuw. Zo dacht men bijvoorbeeld dat christenen aan kannibalisme deden (een verkeerd begrip van het Avondmaal) en dat ze incestueuze relaties goedkeurden (omdat ze elkaar allemaal “broer” en “zus” noemden, ook als ze getrouwd waren). Niet-christelijke schrijvers wisten niet eens hoe ze “Christos” moesten schrijven en schreven dus even makkelijk “Chrestos” (wat “de goede” betekende) en “chrestiani” (volgelingen van de goede).

Daders en slachtoffers

Ondanks de illegale status van het christendom werd er niet vaak van overheidswege tegen opgetreden. Eigenlijk waren er maar een handvol keizers die zich actief met christenvervolging bezig hielden. Maar ook buiten die perioden vielen er doden, zoals bijvoorbeeld onder de eerder genoemde Trajanus, die er weliswaar geen voorstander van was om christenen actief op te sporen, maar er ook geen problemen mee had om ze ter dood te veroordelen als ze er al te opzichtig voor uitkwamen christen te zijn. Een bizarre complicatie is dat sommige christenen dit martelaarschap ook actief leken na te streven.

Aantallen

Hoeveel christenen in het Romeinse Rijk de dood hebben gevonden door vervolgingen is niet bij benadering te zeggen. Eusebius van Caesarea beschrijft tientallen gevallen rond het jaar 300 in de streek van Palestina en Egypte, maar de gegevens zijn in het algemeen nogal sporadisch. Wat ook niet helpt is dat de Romeinen er geen burgerlijke stand op nahielden.
In 311 maakt Constantijn een einde aan de illegale status van het christendom in het Romeinse Rijk.

Noten

  1. Paulus’ arrestatie staat beschreven in Handelingen 21. In hoofdstuk 23 staat wat Claudius Lysias aan stadhouder Felix zou hebben geschreven, namelijk dat de opschudding te maken had met iets van “hun” wet – Claudius bedoelt de Joodse wet – en dat dat volgens Romeins recht geen grond was voor gevangenschap. Dat neemt niet weg dat Paulus voor de zekerheid toch maar wordt vastgehouden.
  2. De Romeinse geschiedschrijver Suetonius schrijft rond het jaar 120 over deze gebeurtenis van zeventig jaar eerder: “Judaeos, impulsore Chresto, assidue tumultuantes Roma expulit” (Joden, opgestookt door Chrestus, verstoorden voortdurend de rust en (Claudius) verdreef hen uit Rome). Lucas schrijft in Handelingen 18:2 waarschijnlijk over dezelfde gebeurtenis: “En (Paulus) vond een zekere Jood, met name Aquila, die onlangs van Italië gekomen was (…) omdat Claudius bevolen had , dat al de Joden uit Rome vertrekken zouden…”