Origenes, een experimenteel theoloog uit de 3e eeuw
Het onderstaande is gebaseerd op een samenvatting van het boek "Origenes, een experimenteel theoloog uit de 3e eeuw" van dr. F. Ledegang (1995, Kok - Kampen) Het leven van Origenes | Een experimenteel theoloog | Origenes' verhouding tot de Kerk | Origenes' houding tegenover de overheid | Origenes en de Joden | Origenes over de liturgieHet leven van Origenes
Zijn jeugd | Vervolgingen in Alexandrië | Zijn sobere levenswijze | Zijn onderwijs | Origenes tot priester gewijd | Origenes in Caesarea | Zijn eindeZijn jeugd
Vervolgingen in Alexandrië
Zijn sobere levenswijze
Volgens de Kerkgeschiedenissen van Eusebius (H.E.6,8,1-2) zou Origenes zichzelf gecastreerd hebben, naar aanleiding van de tekst in Matthéüs 19:12. Dit kan operatief zijn gedaan of door middel van het sap van het blad en de wortel van de waterscheerling. Het blijft overigens de vraag of Origenes zichzelf werkelijk heeft gecastreerd. De meningen onder de geleerden zijn hierover verdeeld.
Zijn onderwijs
In het jaar 215 n.Chr. kwam Alexandrië in opstand tegen keizer Caracalla. Origenes ging daarom naar Palestina en kwam terecht in Caesarea. De bisschoppen Alexander van Jeruzalem en Theoctistus van Caesarea vroegen Origenes onmiddellijk om te komen preken in hun kerken, hoewel hij geen priesterwijding ondergaan had. Dit laatste was in Palestina overigens geen vereiste, dat in tegenstelling tot Alexandrië.
Op aandringen van bisschop Demetrius keerde Origenes terug naar Alexandrië, waar hij op verzoek van zijn leerling Ambrosius begon aan een commentaar op het evangelie van Johannes.
Origenes tot priester gewijd
Origenes in Caesarea
Wat belangrijk is van deze periode in Origenes' leven zijn de preken. Er zijn er ongeveer 200 van overgebleven, vooral over het Oude Testament en 39 maal over Lukas. Vanaf zijn 60e levensjaar (rond 245 n.Chr.) geeft Origenes pas toestemming tot het laten opschrijven van zijn preken door stenografen. De reden hiervoor was dat hij veel ervaring en een grote vaardigheid wezenlijk achtte voor zijn preken. Origenes bleek zijn preken vooral te improviseren. Daarnaast is hij geen zalvend prediker geweest. Hij had zelfs felle kritiek op de laksheid en ongeïnteresseerdheid van zijn toehoorders.
In deze periode vond er ook een correspondentie plaats met Julianus Africanus over de canoniciteit van "Susanna" en "Bel en de draak". Origenes beschouwde ze als canoniek. Verder schreef hij commentaren op Jesaja, Ezechiël en Hooglied. Door Ambrosius aangespoord schreef Origenes ook zijn "Tegen Celsus". Hierin bestreed hij het in 178 n.Chr. door Celsus geschreven werk "De ware leer", een bestrijding van het Christendom. Dit laatste werk is voor het grootste deel gereconstrueerd dankzij de vele citaten die Origenes in zijn werk geeft. Het werk toont Origenes' grote kennis van de heidense intelligentsia en hun manier van discussiëren. Tenslotte schreef Origenes ook nog een commentaar op Matthéüs en 12 profeten.
Zijn einde
Een experimenteel theoloog
Over de grondbeginselen | Origenes als exegeet | Strijd over zijn orthodoxie | Theologische hoofdlijnenOver de grondbeginselen
Het uitgangspunt van Origenes bij de beschrijving van de Christelijke grondbeginselen is dat het object van religieuze kennis een mysterie is. Dit heeft iets van een tegenstrijdigheid. Want waarom zouden we een mysterie leren kennen als het mysterie onkenbaar is? Origenes' antwoord hierop is dat het mysterie in zijn totaliteit voor de mens onkenbaar is. Alleen de hemelse wezens - de 3 Personen - kennen de waarheid. De mens wandelt in geloof, nog niet in aanschouwen (2 Kor.5:6-7). Boven het "zichtbare" uitkomen, los van de zichtbare werkelijkheid door ascese en geloof, leidt echter tot enige kennis van het mysterie. Dit - ascese - is een vruchtbare bodem voor de openbaring, dat wil zeggen de Schepping en de Schrift, maar vooral het Vleesgeworden Woord. Zonder de openbaring is er geen kennis van God. We zijn aangewezen op de genade van God: Hij wil Zich openbaren. Hierbij is het gebed om verlichting door de Heilige Geest onmisbaar.
Dit alles betekent dat de mens moet doordringen van het zichtbare naar het onzichtbare, wat ook voor de uitleg van de Schrift gevolgen heeft: de letterlijke betekenis moet leiden tot de geestelijke betekenis. Beeldspraak is namelijk een geijkt openbaringsmiddel.
Het bovengenoemde mysterie past niet in een systeem. Daarom kunnen we Origenes ook geen systematisch theoloog noemen. Hij wilde beslist niet "met alle stelligheid" spreken. In discussies met anderen meende Origenes niet per definitie de waarheid in pacht te hebben.
Origenes als exegeet
Dit laatste betekent overigens niet dat de Bijbel niet wetenschappelijk moet worden benaderd. Origenes leerde Hebreeuws en kon zodoende ook de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) toetsen aan de grondtekst. Tevens heeft hij de zogenaamde "Hexapla" (zesvoudige) samengesteld. Hierin verzamelde hij zes verschillende teksten van het Oude Testament. Origenes deed ook veel onderzoek naar de canoniciteit van de Bijbelboeken. Hij kwam hierdoor tot 22 boeken voor het Oude Testament (hij beschouwde enkele boeken als een geheel - zoals bijvoorbeeld 1 en 2 Koningen - en telde het 1e boek van de Makkabeeën mee). Wat betreft het Nieuwe Testament had hij zijn twijfels over de 2e brief van Petrus, de 2e en 3e brief van Johannes. De brief aan de Hebreeën was naar inhoud Paulinisch, maar het betrof zeer waarschijnlijk een andere schrijver.
Een drietal punten speelde een belangrijke rol bij zijn tekstuitleg. Ten eerste legde hij sterk de nadruk op Bijbelse namen en hun betekenis. Daarnaast ging Origenes vaak in op de grammaticale aspecten van een tekst. Ten derde staat de zogenaamde "diepe" betekenis van een tekst bij hem centraal.
Strijd over zijn orthodoxie
De oorzaak van deze veroordelingen moet men zoeken in het feit dat men Origenes heeft beoordeeld vanuit de latere discussies die plaatsvonden. Origenes leefde voor de grote controversen van de 4e en 5e eeuw, te weten de verhouding van de Vader en de Zoon, en de verhouding tussen het menselijke en goddelijke van Christus. Origenes werd de maat gemeten aan de hand van de latere dogma's die hij zelf waarschijnlijk als hoogmoedig zou bestempelen. Dogma's doen namelijk tekort aan het geheim. Ze begrenzen het mysterie. Origenes was een experimenteel theoloog. Zoekend en tastend probeerde hij iets van het mysterie en de waarheid te ontrafelen.
Theologische hoofdlijnen
Eén van Origenes theologische onderwerpen was de afbakening van zijn visie op het Oude Testament ten opzichte van de Joden en de Gnostiek. De Gnostiek had geen waardering voor het Oude Testament, omdat deze - volgens hen - bloeddorstig zou zijn en geen blijde boodschap zou bevatten. Origenes erkent dit feit ten dele. Maar daarom moet men tot de diepere betekenis van de tekst doordringen. Want ook in het Oude Testament openbaart de Logos zich.
Ten opzichte van de Joden stelt Origenes dat de Logos zich slechts ten dele in het Oude Testament openbaart, er is spraken van een verhulde openbaring. Pas in het Nieuwe Testament is er de duidelijkheid; het is een openbaring die zich ontwikkelt. Ook het Nieuwe Testament moet geestelijk worden uitgelegd. "Wat baat het u, als Christus eens in het vlees is gekomen, als Hij niet ook in uw ziel is gekomen?", zegt Origenes. II.
Origenes keerde zich hard tegen het docetisme (zie ook 1 Joh.4:1-6). Het Docetisme ontkende de "vleeswording" van Christus. Zijn lichaam was slechts schijn. Origenes stelt hier tegenover "dat Jezus geboren is en geleden heeft in waarheid en niet in schijn." Hij erkent hierbij echter wel het mysterie van de incarnatie. "Daarom moet dit mysterie worden beschouwd in eerbied en ontzag, omdat het in één en dezelfde werkelijkheid beide naturen toont." III.
"Waarom heeft de ene mens meer kansen in het leven dan een ander?" Origenes tracht Gods handelen met mensen te rechtvaardigen. Hij suggereerde daarom dat de menselijke ziel het vorige bestaan weerspiegelt, de ziel is preëxistent. Hij spreekt daarbij over psychè (ziel) en psychros (kil, verkilling). Het aardse bestaan is de verkilling van de ziel. Deze "val" is niet voor ieder mens gelijk. Hierin weerspiegelen zich de verschillende "kansen" van de mensen. Later werd Origenes onder andere op dit standpunt gepakt.
De Gnostici, Valentinianen en Basilides stonden de "leer der twee naturen" voor, dat wil zeggen dat de mens of goed of slecht geboren wordt. Origenes accepteert dit niet, omdat dit determinisme veronderstelt en het hebben van een vrije wil uitsluit. In plaats daarvan verwijst hij naar Matth.12:33: de mens wordt aan zijn vruchten gekend. Eigen keuzes en beweegredenen van de mens leiden tot verschillende hoedanigheden van de ziel. God schiep de mens als redelijke wezens met een hoge goddelijke staat, waaruit de weldaad van de Schepper blijkt. Maar de ziel is door de verschillende graden van verkilling veranderd. Een ziel die uit vrije wil goed doet, zal goed worden; de ziel die echter lui, traag en opstandig is, wordt slecht. Origenes onderstreept bij dit alles de vrije wil van de ziel, dit tegenover het determinisme van de Gnostici. IV.
Origenes onderstreept in zijn theologie de persoonlijkheid van het geloof. In het Hooglied ziet hij - naast het verband Christus tot zijn gemeente/kerk/bruid - ook de relatie tussen Christus en de ziel weerspiegeld. Origenes gebruikt consequent termen als "Christus als bruidegom van de kerk" en "Woord van God als bruidegom van de ziel". De reden voor het gebruik van de laatste term ligt in de relatie tussen de Logos en de natuurlijke rede (logos) van de mens. Deze logos is onvruchtbaar, tenzij er gemeenschap is met Christus. Deze gemeenschap leidt tot vruchten. Het hoogste geluk is daarom dan ook de kennis en erkenning van Christus. V.
De geestelijke groei/ontwikkeling van de mens vergelijkt Origenes met de woestijnreis van Israël. Het is de weg van de mens naar God. De diverse namen tijdens de woestijnreis geven de geestelijke groei aan. Een voorbeeld hiervan is de berg Horeb. Hier vindt geestelijke verheffing, spirituele vooruitgang plaats. Wie hemelse wijsheid wil bezitten, moet daarheen opklimmen en het aardse achter zich laten. VI.
De dynamiek van het geloofsleven en het proces van de heiliging zijn typisch voor Origenes. De gelovige identificeert zich meer en meer met het opstandingslichaam van Christus.
Origenes' verhouding tot de Kerk
Man van de Kerk | Kritiek van de kerk | Kritiek op de kerk | Zijn kerkvisie | De kerk in haar verbondenheid met Christus | Een dynamisch kerkbegrip | De kerk: hoer of heilige? | Het priesterschap aller gelovigen | Het eindeMan van de Kerk
Kritiek van de kerk
Kritiek op de kerk
Zijn kritiek betrof echter vooral de geestelijkheid. Dit had diverse redenen. Ten eerste vond Origenes dat ze onvoldoende pastorale zorg aan de zwakken van de gemeente betoonden. Ze waren zijns inziens alleen maar uit op winstbejag en luxe. De diakenen beheren het geld niet goed, terwijl de bisschoppen aan vriendjespolitiek doen en zeer hoogmoedig zijn. Ook hun arrogantie ten opzichte van de pasbekeerden vond Origenes ongehoord. Tenslotte vond hij dat na de afzetting van een bisschop deze vaak scheuringen en partijschappen veroorzaakte.
Toch vindt Origenes dat - ondanks de levenshouding van de geestelijkheid - er toch naar het Woord geluisterd moet worden dat zij verkondigen. Het Woord behoudt zijn kracht. Origenes' houding ten opzichte van de misstanden in de kerk worden door diverse andere bronnen - buiten Origenes zelf - bevestigd.
Zijn kerkvisie
De kerk in haar verbondenheid met Christus
Origenes drukt de relatie tussen Christus en de kerk zeer expliciet uit: het lichaam van Christus. De kerk is daarbij niet identiek aan het lichaam van Christus, maar is zich daarmee identificerend. De Logos is de ziel van dit lichaam. De opstanding van Christus uit de doden betekent de opstanding van Christus' hele lichaam, dus ook de kerk. De kerk is daarmee het "onderpand" van de uiteindelijke opstanding die gestalte krijgt in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Zolang dit lichaam niet "gezond" is, is Christus ook nog niet aan de Vader onderworpen (1 Kor.15:28).
Omdat de christenen als kerk het lichaam van Christus zijn, dragen zij een grote verantwoordelijkheid voor elkaar. De eenheid van de kerk moet - ondanks alle verscheidenheid - in het oog gehouden worden. Dit hangt samen met de affectieve verbondenheid met de Heer, de Bruid en de Bruidegom (Ef.5; Hooglied; Ps. 45; Matth.22 en 25; 2 Kor.11:2).
Een dynamisch kerkbegrip
De kerk: hoer of heilige?
Voor Origenes is de ware kerk de kerk in de hemel, de "pneumatische" kerk. Deze is niet gelijk aan de kerk in de wereld.
Het priesterschap aller gelovigen
Origenes legt een grote nadruk op het algemeen priesterschap van de gelovigen (1 Petr.2:5). Iedereen heeft zijn taken, zoals evangelie verkondiging, vasten, bidden, martelaarschap, zondaren tot bekering brengen, barmhartigheid verlenen en het brengen van lofoffers aan God. Vanuit dit algemene ambt volgen de bijzondere ambten. Bisschoppen en presbyters worden gekozen uit de "volmaakten". Bij dit alles is het belangrijk om te weten dat de rangorde in heiligheid belangrijker is dan de hiërarchie binnen de kerk (Hebr.12:22-23, "heilige rangorde").
Het einde
De heilige rangorde (zie hierboven) is in de hemel niet het einde, het is een voorlaatste fase. De diversiteit in gelukzaligheid is niet het einde. Het hoogste geluk is eenheid, God is "alles in allen" (1 Kor.15:28).
Origenes' houding tegenover de overheid
Ervaringen met de Romeinse overheid | De overheid als dienaresse Gods (Rom.13) | De betekenis van christenen voor de samenleving | Pacifisme | De twee rijkenErvaringen met de Romeinse overheid
Origenes' eerste ervaring met de overheid is tijdens Septimus Severus (193-211 n.Chr.). Deze keizer was aanvankelijk enigszins tolerant ten opzichte van het Christendom. Maar hier komt om diverse redenen een verandering in:
- Er doen tal van geruchten de ronde die christenen impopulair maken, zoals bijvoorbeeld dat zij de oorzaak zijn van tal van rampen in het Romeinse Rijk.
- Christenen werden gezien als "atheïsten" die de voorvaderlijke religie hadden opgegeven.
- Er waren ook fanatieke christenen zelf (zoals de chiliasten die een 1000-jarig vrederijk verkondigden in plaats van het Romeinse Rijk) die uitdagend optraden en geen compromissen sloten.
- Een zekere Judas verkondigde de komst van de antichrist in het jaar 203, dus tijdens de regering van Septimus Severus. Hierdoor leken christenen een gevaar voor de overheid.
- Septimus Severus probeerde door een strak beleid het economische en militaire verval te stoppen. Omdat in zijn dagen de kerk een enorme groei doormaakte, werd in 202 een edict uitgevaardigd dat verbood om christen te worden of om christelijke bekeerlingen te maken.
Een andere ervaring met de overheid betrof een bezoek van Origenes aan de stadhouder van Arabia (het huidige Jordanië). Deze wilde meer van het Christendom te weten komen, wellicht om na te gaan hoe gevaarlijk deze religie werkelijk was. Ook heeft Origenes een religieus gesprek gevoerd met Julia Mammaea, de moeder van de latere keizer Alexander Severus (222-235). In 235 wordt deze Julia samen met haar zoon Alexander vermoord door Maximinus, die vervolgens keizer wordt (235-238). Maximinus laat de leiders van de christelijke kerk vervolgen. In deze woelige tijden schrijft Origenes zijn "Aansporing tot het martelaarschap".
Ook heeft Origenes nog een briefwisseling gevoerd met keizer Philippus Arabs (244). Deze wilde wellicht christen worden, maar is uiteindelijk toch niet tot het christendom overgegaan.
In 249 komt keizer Decius aan de macht. Deze wil de oude glorie van het Romeinse Rijk in ere herstellen. Hij vaardigt daarom een edict uit tegen de leiders van de christelijke kerk. Dit leidt tot vervolgingen, waarvoor diverse bisschoppen het slachtoffer zijn geworden: onder andere Fabianus van Rome en Alexander van Jeruzalem. Ook Origenes zelf wordt gevangengenomen en gemarteld. Hij komt echter vrij, maar sterft niet lang daarna aan de ernstige verzwakking die de martelingen tot gevolg hadden.
Met al deze ervaringen met de overheid in brede zin komt de vraag naar boven: hoe staat zo iemand ten opzichte van de overheid?
De overheid als dienaresse Gods (Rom.13)
Bij vervolgingen acht Origenes verzet toegestaan. Echter dit mag niet uitlopen op provocerend gedrag, waarmee de overheid een excuus tot vervolging in handen wordt gegeven.
Origenes acht de eenheid van het Romeinse Rijk als een zeer positieve bijdrage voor de verspreiding van het Christendom. Anderzijds relativeert hij de Pax Romana, daar zij niet Gods Vrederijk is. Door oorlog en strijd wordt het komende Koninkrijk verworven. Origenes gelooft echter wel in een groot wereldrijk dat herschapen wordt door het Woord van God naar Zijn eigen volmaaktheid (Zef.3:8-13).
De betekenis van christenen voor de samenleving
Volgens Origenes is het God Die de vervolgingen toelaat. Hij zal daarom ook de hulp en de kracht verlenen aan de gelovigen (Fil.4:13), Christus is de Overwinnaar. Toch heeft hij geen moeite met de mensen die vluchten voor de vervolgingen.
Pacifisme
Bij deze strijd is Jezus de bevelhebber van de gelovigen. De verkondigers van het evangelie werven de soldaten. Het Woord van God is de krijgstrompet, het kruis is het vaandel (bedenk dat het kruis als overwinningsteken en de afschaffing van de kruisiging als executie-methode door Constantijn nog moest plaatsvinden, AB), de kerk is de legerplaats.
Christenen behoren vredelievend te zijn en de vijanden niet te wreken. De overheid kan het instrument van de duivel zijn, maar dit mag men hen niet persé aanrekenen.
De twee rijken
Ook bij de bestuurders van de beide rijken is er onderscheid. De kerkleiders moeten een deugdzaam leven leiden, terwijl de bekleders van bepaalde functies binnen het keizerrijk niet altijd blijk geven van hun waardigheid van het ambt.
De kerk moet zich niet compromitteren met de staat. De kerk heeft haar eigen taak in de wereld te vervullen (Fil.3:20). Origenes komt derhalve tot een conclusie die tot spanning leidt tussen solidariteit met de wereld en het hemels burgerschap.
Origenes en de Joden
Persoonlijke contacten | De betekenis van het Oude Testament | In de lijn van Romeinen 9 en 11 | Eén heilsgeschiedenisPersoonlijke contacten
Het Jodendom in Alexandrië had een eigen karakter, waarvan de filosoof en theoloog Philo (±20 v.Chr. - ±50 n.Chr.) een belangrijk representant was. Philo verdiepte zich in de relatie tussen de ziel van de mens en God. God is alleen maar te kennen doordat Hij zich wil openbaren. Dat heeft Hij gedaan in de geschriften van Mozes. Hiervoor moet de ziel zich openstellen door het onderzoek van de Schriften. Philo legde de Schrift op een allegorische manier uit, dat heeft hij zo gedaan voor de Pentateuch. Origenes is sterk door deze manier van exegese beïnvloed. Ook in Caesarea kwam Origenes in aanraking met een Jood die hem vertrouwd maakte met de joodse exegese. Origenes gebruikte dit vervolgens vaak.
Origenes is sterk op de Joden betrokken geweest. Hij neemt het tegen Celsus voor hen op. In het boek van Celsus - "De ware leer" - geeft hij er naast de christenen ook de joden flink van langs. Origenes meent - in tegenstelling tot Celsus - dat de Joden geen slaven meer zijn, maar een eigen volk. Daarnaast neemt hij het op voor de betrouwbaarheid van het Oude Testament, hij wijst op hun hoge niveau van staatsinrichting en hun ethische normen. Kortom, Origenes is zeer positief ten opzichte van de Joden geweest.
De betekenis van het Oude Testament
Origenes zag in het Oude Testament een tweetal beperkingen. Ten eerste was de openbaring nog beperkt tot alleen Israël. Ten tweede was het een gedeeltelijke openbaring. Toch kent hij zeer grote waarde aan het Oude Testament toe. Het heeft niet afgedaan met de komst van Christus. De Heilige Geest gebruikt het nog steeds.
Bij deze laatste gedachte keerde Origenes zich regelmatig tegen Marcion (2e eeuw). Marcion leerde een sterk dualisme tussen het Oude en Nieuwe Testament. Het Nieuwe Testament heeft - volgens hem - een volstrekt nieuwe boodschap, de God van het Nieuwe Testament is een totaal andere god dan die van het Oude Testament. Veel verwijzingen uit het Nieuwe Testament naar het Oude beschouwde hij als latere vervalsingen. Marcion bewerkte daarom het Nieuwe Testament dusdanig dat alle sporen van het Oude Testament verdwenen waren.
Origenes stelt hier tegenover dat het Oude en het Nieuwe Testament beide één openbaring zijn. Het gaat om profeten én evangelisten, wet én evangelie. De kerk heeft haar wortels in het geloof van Israël. Echter, bij het Oude Testament mag men geen halt houden. Het is tenslotte een gedeeltelijke openbaring. De Joden hebben echter wel halt gehouden, want zij zijn niet bij Christus uitgekomen. Hierin lijkt Origenes' visie sterk op die van Paulus, die zelf een Jood was. Geen van beiden waren antisemitisch. Ze koesterden geen haat tegen de Joden, maar waren verdrietig over hun afwijzing van Christus.
Ten aanzien van de val van Jeruzalem legt Origenes wel een verband met het Joodse ongeloof en de afwijzing van Jezus. Met de komst van Jezus en de val van de tempel is de Oud Testamentische eredienst achterhaald. Origenes verzet zich daarom ook tegen de Joods-Christelijke sekte van de Ebionieten die de Joodse gebruiken in ere willen houden. Hiermee zijn ze volgens hem niet bezig volgens de Schriften en zijn ze Jezus vijandig gezind.
Tenslotte is Origenes verbaasd dat de Joden vijandig zijn ten opzichte van Christus, terwijl ze toch de ware God eren.
In de lijn van Romeinen 9 en 11
De fasen ziet Origenes ook weerspiegeld in tal van gelijkenissen van Jezus: Matth.1:18-22, Matth.21:28-32, Matth.20:12 en Matth.21:33-43. Het ongeloof van de Joden moet als een waarschuwend voorbeeld voor de heidenschristenen dienen. Ondanks alles verdwijnt Israël echter niet uit beeld (Rom.11:11 en 25).
Eén heilsgeschiedenis
Voor Origenes betekent dit alles één heilsgeschiedenis, maar wel een geschiedenis in ontwikkeling. Hierbij overstijgt het ware Israël het volk van het Oude Verbond door de verschijning van Christus.
Origenes over de liturgie
Liturgische betrokkenheid | De prediking | Het gebed | De eucharistie | De doopLiturgische betrokkenheid
Tijdens zijn werk in Caesarea had hij grote betrokkenheid bij de liturgie, hoewel hij er geen directe invloed op kon uitoefenen (dat werd namelijk door de bisschop bepaald). Toch preekte Origenes bijna iedere dag, schreef hij een boekje "Over het gebed" (met onder andere hele praktische onderwerpen als gebedshouding en gebedsplaats). Tevens had hij een uitgesproken mening over de doop en de eucharistie.
De prediking
Origenes vond het moeilijk om zijn preken af te stemmen op zijn toehoorders. Hij hield zich daarom vaak strikt aan de volgorde van de Bijbelboeken (hierdoor preekte hij eens gewoon over een gedeelte uit Jesaja op Goede Vrijdag, zonder iets over Jezus' dood te vermelden). Bij het houden van een preek, en dus ook Schriftuitleg in het algemeen, vond Origenes dat hij er eerst zelf goed over moest nadenken samen met de hulp van de Heilige Geest. Daarna gaf hij het pas door. Hij vond dit overigens ook de meest juiste manier van overdenken van de Bijbel door de gelovigen zelf. Noodzakelijk achtte hij het voor hen 1 à 2 uur aan Bijbelstudie en gebed te doen per dag. Dit is namelijk het voedsel voor de ziel.
Volgens Origenes was in de prediking Jezus present. De gelovigen moeten zich daarom openstellen voor Zijn Geest. Kinderen behoren daar volgens Origenes ook bij te zijn.
Tijdens een kerkdienst was ook - volgens Origenes - de onzichtbare kerk van de engelen aanwezig om te waken (Matth.18:10). Bij de kerk zijn bij Origenes hemel en aarde sterk met elkaar verbonden.
Het gebed
Bidden is een uitwendige ceremonie, maar met een geestelijke verbondenheid. Door deze innerlijke dimensie verdiept Origenes de liturgie. Hierbij is "bidden op zich" niet belangrijk, maar het gaat erom dat er wordt gebeden zoals het behoort.
Over de gebedshouding vond Origenes dat het met uitgestrekte armen en opgeslagen ogen moest (Joh.11:41), knielend en de oriëntatie op het Oosten (een teken van Godsvertrouwen, richten op de "zon der gerechtigheid"). Wat Origenes niet goedkeurde - tenzij onder strikte voorwaarden - was zittend of liggend bidden of zodanig dat niemand het aan ons kan zien (stiekem). Wanneer men boete deed, moest men dit met neergeslagen ogen doen. Over het hardop of zacht bidden wees Origenes op de twee altaren in de tabernakel. Eén stond er binnen, de andere buiten. Hiermee geeft Origenes aan dat zowel hardop als zacht bidden goed is. Als positief punt voor het hardop bidden, noemt hij dat het stichtend voor anderen kan zijn.
De eucharistie
Wat Origenes vreemd vond was dat mensen heilig tot de eucharistie naderden, terwijl ze dat niet deden met betrekking tot het Woord. Hij verbaasde zich erover dat mensen dit "onrein" konden aanhoren.
Origenes ziet het avondmaal als ondergeschikt aan de woordbediening. In beide is Jezus present, maar het avondmaal is materieel, voor de kinderen in het geloof. Het Woord geeft echter verdieping en is geestelijk van karakter. Het avondmaal is symbolisch, het verwijst naar iets. Het avondmaal verwijst naar de vleesgeworden Christus, maar hier mag men niet blijven staan. Men moet doordringen tot de mystieke eenheid met het Woord, de Logos.
De doop
Enkele elementen uit de doopliturgie bij Origenes zijn: "renuntiatio" (afzwering van de duivel), belijdenis met een trinitarisch karakter, doop door onderdompeling, handoplegging waarmee de Heilige Geest wordt overgedragen, zalving tot het priesterschap aller gelovigen en een kruisteken op het voorhoofd.
Ten aanzien van de liturgie van Origenes kan dus worden samengevat:
- De ceremoniën van de liturgie worden verdiept en verinnerlijkt.
- Het leven is één liturgie een één gebed.
- Bij de eucharistie en de doop gaat het om de mystieke eenwording met Christus.
- De uitwendige ceremoniën hebben een eenheid met het innerlijk.
- Door de doop en de eucharistie ontvangt men het Woord.
Laatste nieuws
Uitgelicht
Actualiteit archief