De Apostolische Vaders: een inleiding
Door: André Boerman
Tegen het einde van de eerste eeuw brak voor de vroeg-christelijke kerk een nieuwe periode aan. De meeste apostelen
1 en hun naaste medewerkers, ooggetuigen van de historische Jezus, waren niet meer in leven. Hiermee leek de garantie voor een betrouwbaar doorgeven van het evangelie weggevallen te zijn. De kerk begon zich daarom op deze nieuwe situatie te bezinnen.
In deze periode zijn geschriften ontstaan die met de naam Apostolische Vaders
2 worden aangeduid. Hoewel de verzamelnaam een eenheid doet vermoeden, betreft het geschriften van een zeer uiteenlopend karakter. Zo zijn er brieven, apologetische fragmenten, een martelaarsakte, een kerkorde, een preek en een apocalyptisch werk. Van sommige geschriften is zelfs de auteur niet bekend.
De geschriften vertonen wat stijl en taalgebruik betreft een nauwe verwantschap met die van het Nieuwe Testament. De geschriften van de Apostolische Vaders bevatten weinig uitgewerkte theologie, maar zijn meer geschriften die voorzien in de noden van concrete kerken.
Hoewel er dus weinig aanleiding lijkt te zijn om de geschriften onder één noemer te brengen, is er toch een gemeenschappelijk element dat de Apostolische Vaders bindt: de periode van ontstaan. De periode van de Apostolische Vaders wordt doorgaans gesteld op 80/90-160 n.Chr.. Vanaf 80/90 n.Chr. waren de meeste geschriften van het Nieuwe Testament afgerond
3 en de meeste apostelen en hun naaste medewerkers leefden niet meer. Kenmerkend voor deze periode is dat de kerk zich sterk naar binnen keerde en zich ging bezighouden met binnenkerkelijke aangelegenheden. Ze ging op zoek naar haar eigen identiteit. Men ging zich bezinnen op het geloof en de kerkelijke structuur. Er was nog geen canon en men ging zich meer en meer beroepen op het 'Woord des Heren' als de leer van de apostelen. Ambtsdragers werden de hoeders van de waarheid (zie ook al o.a. 1 Tim 6:20). Dit ging met een interne strijd gepaard, maar uiteindelijk kwam de kerk er sterker uit, met twee nieuwe pijlers: de leer en het ambt. Men trad hoe langer hoe meer met een zekere eenheid naar buiten. De scheiding tussen de orthodoxie en ketterijen was redelijk duidelijk en daarmee kon een afwijken van de apostolische traditie bestreden worden.
Rond 160 n. Chr. - toen de laatste generatie die nog contacten met ooggetuigen of hun leerlingen had gehad er niet meer was
4 - was de kerk intern sterk. Zelfverzekerd begon ze haar blik naar de buitenwereld te richten. Vanaf dit moment komt de periode van de Apostolische Vaders ten einde.
De geschriften van de Apostolische Vaders passen allemaal in de beschreven periode van 80/90-160 n.Chr.. Ze zijn bedoeld als binnenkerkelijke geschriften en geven aanwijzingen voor de structuur in de kerk, voor een betrouwbare overlevering van het geloof in lijn met de apostolische traditie en bieden steun aan de gelovigen in een heidense omgeving. De geschriften van de Apostolische Vaders zijn daarom van groot belang voor de bestudering van de vroeg-christelijke kerk in een periode net na de Nieuw Testamentische tijd, een periode waarin er sprake is van een groeiend zelfbewustzijn van de kerk.
Lees verder:
De Apostolische Vaders: de geschriften
- A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 1, Kampen, 1981.
- A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 2, Kampen, 1983.
- P. Trouillez, Van Petrus tot Constantijn. De eerste christenen, Leuven, 2002, p. 58-88.
- E. Meijering, Geschiedenis van het vroege Christendom, 2004, p. 155-176.