Citaten van kerkvaders
Brief aan Diognetus, VII 1-2
Het is geen aardse uitvinding die hun is overgeleverd en het is geen sterfelijk idee dat ze menen nauwgezet te moeten bewaren en ze zijn niet het beheer toevertrouwd van menselijke geheimenissen. Maar waarlijk, God zelf, de Almachtige, die alles geschapen heeft, de onzichtbare, heeft van de hemel de Waarheid en het heilige en onbegrijpelijk Woord aan de mensen ingegeven en Hij heeft het in hun harten vastgelegd. Niet door – zoals men zou kunnen vermoeden – een menselijke dienaar te sturen, een engel, een vorst, iemand die dingen op aarde bestuurt of iemand die bestuursmacht in de hemel is toevertrouwd, maar de Maker en Schepper van het al door Wie Hij de hemelen schiep, door Wie Hij de zee binnen zijn eigen grenzen sloot, Wiens geheimenissen alle elementen trouw bewaren, van Wie de zon de afstanden van zijn dagelijkse loop heeft opgedragen gekregen, aan Wie de maan gehoorzaamt als Hij haar opdraagt ’s nachts te schijnen, aan Wie de sterren gehoorzamen als ze de loop van de maan volgen, door Wie alles is bepaald en vastgesteld en onderworpen: de hemelen en wat in de hemel is, de aarde en wat op de aarde, de zee en wat op zee is, vuur, lucht, afgrond, wat in de hoogte is, wat in de diepte is en wat er tussen ligt. Die heeft Hij tot hen gezonden!