Vroege Kerk zag al uit naar bekering van Joden1

Al in de Vroege Kerk leefde de overtuiging dat een bekering van Israël in het verschiet ligt, stelt prof. dr. M. J. Paul.

Vervangingstheologie en uitzicht op een toekomstige bekering van Israël kunnen samengaan, zo leert de vroegchristelijke kerk. Augustinus schrijft in zijn boek “De stad Gods” over de toekomst. Bij de behandeling van Hosea 3:5-6 wijst hij erop dat de Israëlieten veel dagen zonder koning en zonder vorst blijven, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod en afgodsbeelden. Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, de Heere, hun God, zoeken.

De kerkvader wijst ook op het slot van het boek Maleachi, waar gesproken wordt over de komst van Elia. Ter toelichting schrijft hij: “Dat door deze Elia, een grote en bewonderenswaardige profeet, op het einde van de tijd, vóór het oordeel, de wet aan de Joden zal worden uitgelegd en dat zij dan in de ware Christus, in onze Christus zullen geloven, is iets waarover onder de gelovigen heel veel wordt gesproken en gedacht. (…) Als hij [= Elia
dus zal komen en een geestelijke uitleg van de wet zal geven, die nu door de Joden nog vleselijk wordt verstaan, zal hij het hart van de vader keren naar de zoon.”

Aan het slot van boek 20 vat Augustinus zijn standpunt samen: “De dingen die, naar wij geleerd hebben, bij of in verband met dat oordeel zullen gebeuren, zijn de volgende: Elia de Thisbiet zal komen. De Joden zullen geloven. De antichrist zal de Kerk vervolgen. Christus zal komen om recht te spreken. De doden zullen verrijzen.” Hier zien wij duidelijk dat de kerkvader een toekomstige bekering van het Joodse volk verwacht.

Het is opvallend dat er toen over deze zaken door de christenen blijkbaar veel werd gesproken en gedacht. Niet alleen door Augustinus. De apologeet Tertullianus wijst rond het jaar 200 op de toekomstige zegening en zaligheid van Israël. Hij roept de christenen ertoe op zich te verheugen over het komende herstel van Israël, want onze hoop is nauw verbonden met de blijvende verwachting van Israël, schrijft hij.

Origenes schrijft in de derde eeuw over de twee roepingen van Israël. Tussen deze twee roepingen in staat Gods roeping van de kerk. Dat wil zeggen: eerst was Israël geroepen, maar daarna, toen Israël struikelde en viel, werd de kerk van de heidenen geroepen. Maar wanneer de volheid van de heidenen ingegaan is, zal heel Israël, dat opnieuw geroepen is, zalig worden.

Aan de genoemde namen kunnen nog andere toegevoegd worden, zoals: Chrysostomus, Hilarius van Poitiers, Ambrosius en Hiëronymus. De eeuwen daarna blijven de geschriften van deze kerkvaders invloed uitoefenen. Enerzijds is de vervangingstheologie aanwezig, anderzijds de verwachting dat eens het volk Israël weer zal delen in Gods zegen.

De auteur is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven. Dit artikel is een bewerking van een gedeelte uit de lezing die hij gisteren verzorgde tijdens een gebedsbijeenkomst voor Israël in Bodegraven.

Bron

1
Bron: RD, 15-05-2013, Prof. dr. M. J. Paul.