Vroege Kerk vierde eerst geen Kerst1
Het kerstfeest valt in het Westen altijd op 25 december. Maar waar komt die datum eigenlijk vandaan? En hoe besteedden christenen in vroeger tijden aandacht aan de geboorte van Christus? Om die vragen te beantwoorden, is het nodig om terug te gaan naar de tijd van de Vroege Kerk.
Het kerstfeest heeft in de christelijke traditie een grote betekenis. De geboorte van een kind en het overlijden van een geliefde behoren tot de meest ingrijpende gebeurtenissen in een mensenleven. Daarom alleen al is Christus’ geboorte een belangrijk moment in het leven van de gelovigen.
Het sterven van de Zoon van God is echter niet minder belangrijk, gelet ook op de omstandigheden waaronder Hij gestorven is. Maar nog het allermeest vanwege de verlossing die Christus door Zijn dood heeft teweeggebracht. Als we Hem herdenken bij Zijn dood, is het eveneens belangrijk om dit bij Zijn geboorte te doen. De geboorte van Christus vormt eigenlijk al het begin van de verlossing die Hij door Zijn dood tot stand heeft gebracht.
Vooruitziend naar de geboorte leeft de kerk van Christus vier weken van tevoren al in een hoopvolle verwachting. Ze denkt dan aan de naderende geboorte van Christus. Zoals dat in het leven van de mens is, wanneer hij uitziet naar een geboorte. Met die gedachte in het achterhoofd is de herdenking van de geboorte van Christus en het van tevoren uitzien naar dat moment heel natuurlijk en passend.
Het is daarom verrassend te zien dat die geloofsbeleving, als het gaat om Kerst, in de Vroege Kerk niet altijd zo geweest is. Hieronder is eerst kort aandacht voor het paasfeest, om daarvandaan de stap naar het kerstfeest te maken.
Gedachtenismaaltijd
Vanuit het joodse Pesach is het christelijke paasfeest ontstaan. Christus viert de paasmaaltijd met Zijn discipelen. Daarbij vindt de instelling van het teken van nieuwe verbond plaats. De maaltijd des Heeren wordt zo ook een gedachtenismaal aan het sterven van Christus. Hij is het geslachte Lam, Dat de zonden der wereld wegneemt. Aan Hem denkt en dacht de kerk bij het breken van het brood en het vergieten van de wijn. “Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus”, zegt Paulus in 1 Korinthe 5:7. Christus staat daarbij centraal als de Verlosser en de opgestane Levensvorst.
Het paasfeest was ook voor de heidenen begrijpelijk. Immers, het was het herdenken van de dood van de overledene. In de oudheid gebeurde dit heel vaak, ook bij het graf van heidense helden of bij denkbeeldige graven van goden.
Het herdenken van een geboortedag lag anders. Dat kon bijvoorbeeld wel bij een keizer, maar niet bij een overleden held. Daarom heeft de kerk de geboortedag van Christus aanvankelijk niet gevierd, zo wordt duidelijk vanuit verschillende bronnen. Zo schrijft Origenes in de eerste helft van de tweede eeuw dat zondaars de geboorte van iemand herdenken, maar dat christenen dat juist niet doen.
De eerste aanwijzing voor een feestdag ter gelegenheid van de geboorte van Jezus vinden we in een Romeinse chronografie uit 354. In deze lijst vinden we overigens verder alleen sterfdata van christelijke martelaren. Deze data, waarop de dood van martelaren werd herdacht, vormden dus het uitgangspunt voor de feestdagen. Tussen al deze sterfdata staat – op 25 december – ook de geboortedatum van Jezus.
Men gaat er om die reden van uit dat de geboortedatum van Jezus in ieder geval vanaf het midden van de vierde eeuw in Rome gevierd is op 25 december. Maar dat niet alleen. Algemeen neemt men aan dat deze datum, waarop Christus’ geboorte herdacht werd, ook elders gevierd ging worden. Rome had voor de omliggende steden een voorbeeldfunctie en beschikte over een zeer rijke kerkelijke cultuur. Wat in Rome gebeurde, was eveneens belangrijk voor alle overige kerken in het Westen.
Kerstfeest in het Oosten
Gregorius van Nazianze, een van de drie Griekse kerkvaders, zegt in het jaar 380 dat hij het kerstfeest in het Oosten geïntroduceerd heeft. In 386 hield Johannes Chrysostomus een preek om het pas ingevoerde kerstfeest ook in Antiochië te stimuleren. Deze introductie van het kerstfeest vindt in het Oosten dus zeker 25 jaar later plaats dan in het Westen. Hiermee wordt duidelijk hoe de regionale verscheidenheid ook een verschil in godsdienstige beleving van de feesten kon opleveren. Bijzonder om te zien is dat er wel een streven is om feestdagen op dezelfde datum te houden. Een streven, omdat er nogal wat discussie is geweest tussen Oost en West over de precieze datum waarop het paasfeest moest worden gevierd.
Zonnewende
De datum voor het kerstfeest vormde in de Vroege Kerk evenwel geen discussiepunt. Er zijn twee mogelijke beweegredenen geweest om te kiezen voor deze datum. De eerste hangt samen met de zogenaamde zonnewende. Op 25 december neemt de zon jaarlijks opnieuw weer in kracht toe. Daarom werd de zon ook op deze datum vereerd. Die verering kreeg in 285 een extra impuls, doordat keizer Aurelianus de onoverwinnelijke zon aan het hoofd van alle goden stelde. Met andere woorden: het christendom had een bijzondere voorganger op deze datum. Dit wordt de “religiehistorische hypothese” genoemd.
Een tweede beweegreden kan zijn geweest dat de periode van negen maanden zwangerschap betekent dat de ontvangenis van Christus plaatshad op 25 maart. Dat was tegelijk de datum waarop men aannam dat de aarde werd geschapen. Symbolisch werden vervolgens de schepping en de herschepping van de wereld op één datum gesteld. Dat heet de “berekeningshypothese”.
Epifanie en het driekoningenfeest
Het driekoningenfeest en het kerstfeest hebben zich gelijktijdig kunnen ontwikkelen. Dat stelt dr. Hans van Loon, die in 2008 promoveerde op de vroegchristelijke auteur Cyrillus van Alexandrië. Het resultaat was dat in het Westen een kerstfeest gevierd ging worden op 25 december, waarop Christus’ geboorte werd herdacht. Terwijl zich in het Oosten gelijktijdig een feest van doop en aanbidding ontwikkelde dat gevierd werd op 6 januari.
Dr. Van Loon schreef hierover in 2012 een artikel in de decembereditie van het digitale tijdschrift Marturia.
Epifanie
Epifanie betekent: verschijning. Christus is als Zoon van God op aarde verschenen. Deze verschijning kan niet anders dan verwondering en aanbidding oproepen. In het Nieuwe Testament lezen we dat de drie wijzen uit het Oosten op zoek gaan naar de Koning der Joden, Hem vinden en Hem vervolgens komen aanbidden. Denkend aan deze aanbidding door de drie wijzen, die ook wel als koningen zijn aangeduid, heeft men het feest daarom behalve Epifanie ook Driekoningen genoemd.
Tijdens het kerstfeest en Epifanie of het driekoningenfeest komen echter verschillende heilsfeiten aan de orde. Daarom heeft men het in de Vroege Kerk ook niet als een probleem ervaren dat er verschillende feesten gelijktijdig naast elkaar bestonden. Sterker nog, men heeft elkaars feesten gewoon overgenomen.
Zou Epifanie een gnostieke oorsprong hebben? Dat wordt door sommigen wel gedacht. Clemens van Alexandrië vertelt rond het jaar 200 dat de volgelingen van de gnosticus Basilides de doop van Christus vierden op 6 januari. Hieruit blijkt dat de orthodoxe christenen het feest dus niet vieren op deze datum. Dat gebeurt pas veel later. In 360 wordt het feest officieel in het Oosten gevierd. De inhoud ervan is echter zeer verschillend. Daarom zou een gnostieke oorsprong eigenlijk niet voor de hand liggen.
Invalshoeken
Epiphanius, bisschop op Cyprus, kende drie invalshoeken wat betreft de inhoud van het feest: de geboorte van Jezus, de aanbidding door de wijzen en het wonder te Kana. Cassianus noemt voor Egypte alleen de geboorte en de doop. We zien hier bij beide bisschoppen dat de geboorte van Christus ook inbegrepen is. Later in de tijd ontstaat er echter een ontwikkeling waardoor geboorte, en daarnaast doop en aanbidding, van elkaar gescheiden worden. Dit biedt dan – als logisch gevolg – meer mogelijkheden voor een uitgebreide viering van de geboorte van Christus op de datum van het kerstfeest.
Catechumenen
Uit onderzoek van de preken van Johannes Chrysostomus werd duidelijk dat deze kerkvader ook op 6 januari de doop aan de catechumenen bediende. Dat betekent dat er in het Oosten waarschijnlijk twee keer per jaar werd gedoopt, zowel op 6 januari, waarbij ook de doop van Christus Zelf werd herdacht, als op Pasen.
Het is bijzonder om te zien dat Ambrosius wat betreft de doop hier ook een koppeling gemaakt heeft. De dopelingen moeten zich op Epifanie opgeven als ze met Pasen willen worden gedoopt. De doop van Jezus en de doop van de catechumenen staan bij Ambrosius dus in een doorgaande lijn. Een dergelijke koppeling ben ik niet expliciet bij Augustinus tegengekomen, hoewel de mogelijkheid bestaat dat hij hetzelfde principe aanhield.
Aanbidding
Doordat Epifanie in het Westen pas werd overgenomen van het Oosten toen er al een kerstfeest bestond, heeft de geboorte van Jezus in het Westen nooit tot de inhoud van het feest op 6 januari behoord. Op diverse plaatsen werden op 6 januari de zogenaamde “tria miracula”, de drie wonderen, gevierd: de aanbidding door de wijzen, de bruiloft te Kana en de doop van Jezus in de Jordaan.
Huidige situatie
Volgens dr. Van Loon ontwikkelde Epifanie zich in de twee delen van de kerk verschillend. In het Oosten is de doop van Jezus de enige inhoud van Epifanie geworden, dat tegenwoordig een van de twaalf hoogfeesten van de Oosters-Orthodoxe Kerk is, meestal onder de naam Theofanie. In het Westen is de aanbidding door de magiërs, de wijzen, centraal komen te staan op Epifanie, waardoor het feest dus de naam Driekoningen heeft gekregen. Daarom wordt het nu gezien als een vervolg op het kerstfeest en heeft het een lagere rangorde dan Kerst.