“Met meer tijd had Nestorius Chalcedon kunnen accepteren”1

De veroordeling van Nestorius was onterecht. Er is rehabilitatie nodig, vindt dr. Geurt Roffel. “Nestorius had met de juiste steun en inzichten het concilie van Chalcedon in 451 kunnen onderschrijven.”

Dr. Roffel promoveerde vorige week donderdag in Groningen op de vraag of Jezus de Zoon van God is. Nestorius (circa 381-451), bisschop van Constantinopel, stond in de zogenoemde antiocheense traditie, die het God- en het mens-zijn van Jezus voorstelt als twee verschillende personen die hun eigen gestalte hebben. Jezus is volledig God, maar ook volledig mens. De alexandrijnse traditie hechtte daarentegen belang aan het feit dat Jezus de mensgeworden Zoon van God is.

Er ontstond een controverse in de Vroege Kerk. Het concilie van Chalcedon (451) hakte uiteindelijk de knoop door en stelde dat Jezus waarlijk God én waarlijk mens is. De twee naturen van Jezus bestaan, zo luidde de formulering, “onvermengd, onveranderd, ongedeeld en ongescheiden samen in één Persoon.”

Dr. Roffel: “Dat was een wijze formulering die vooral te danken was aan de toenmalige paus Leo I. Hij wilde beide tradities bij elkaar houden. Er stond dus veel op het spel. Het bezwaar van de kerk tegen Nestorius was dat hij te veel een scheiding zou maken tussen het mens-zijn en het God-zijn van Jezus. Nestorius deed dat omdat hij bang was dat anders het God-zijn het mens-zijn zou overvleugelen. Nestorius kwam er overigens zelf ook niet helemaal uit. Mijn punt is dat zijn veroordeling niet uitgesproken had hoeven te worden als men meer tijd had genomen voor het onderzoek.”

Dat Jezus een “wezenseenheid” met God is, zoals Chalcedon verwoordt, betekent een “vergaande verbondenheid” tussen Jezus en God, aldus Roffel. Hij vindt Chalcedon een geslaagde poging om het geloof in Jezus Christus te belijden, omdat in deze verbondenheid “twee onverenigbare uitersten” zijn samengekomen. “Enerzijds worden God- en mens-zijn niet vermengd, noch veranderd en staan zij op zich. Anderzijds zijn ze zo hecht verbonden dat ze niet te scheiden zijn en ook niet te delen. De afstand is zowel onoverbrugbaar groot als onvoorstelbaar klein.”

Vrijzinnige traditie

In zijn boek “En wie ben ik volgens jullie. Antwoorden op de vraag of Jezus de Zoon van God is” (uitg. Boekencentrum, Utrecht) wil Roffel aansluiten bij een vrijzinnige traditie van geloven. Een van zijn promotoren is Rick Benjamins, universitair docent dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit en bijzonder hoogleraar vrijzinnige theologie vanwege de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten aan de Rijksuniversiteit Groningen. Andere promotoren zijn Wouter Slob, bijzonder hoogleraar protestantse kerk, theologie en cultuur in Groningen en medeauteur van “Liberaal christendom”, en de reformatorische filosofe Renée van Riessen.

Roffel werkte als jongerenwerker in de Remonstrantse Gemeente Utrecht, was vicaris in de Kloosterkerkgemeente te Den Haag en is nu oecumenisch pastor in Amersfoort. Hij gaat in zijn proefschrift het gesprek aan door de interpretaties te onderzoeken die zes internationaal toonaangevende christologen (Kasper, Pannenberg, Dalferth, Crisp, Henriksen en Welker) geven van de uitspraak: “Jezus is de Zoon van God”. Dat doet hij op twee elkaar aanvullende manieren, die hij ontleent aan de filosofen Gadamer en Derrida. “Iedere interpretatie van het geloof is noodzakelijk eindig en contextueel”, zo schrijft de promovendus.

Als iedereen zijn eigen visie heeft, tast dit dan niet de kern van de oud-christelijke belijdenis aan?

“Het is niet mijn bedoeling om het belijden te verzwakken of afhandig te maken. Ik neem het belijden serieus als uiting van de Vroege Kerk. Maar de belijdenis staat altijd in de volheid van het leven. Bovendien is God niet te systematiseren. Elke godsleer getuigt van zowel vrees als ontzag voor God. Dat vind ik zo mooi in Chalcedon: het concilie wil twee verschillende opvattingen en tradities bewust niet tot verzoening brengen. Uiteindelijk is het geloof een mysterie dat ons begrip te boven gaat.”

Bron

1