Judas was de ware discipel1
Door: Hans van Oort
Het nieuw ontdekte Judasevangelie is waarschijnlijk terug te voeren op de christelijke oergemeente van Jeruzalem. De Nijmeegse hoogleraar Hans van Oort, een van de weinigen die de tekst zelf heeft gezien, beschrijft de vondst.
Eindelijk is dan gisteravond het Evangelie van Judas openbaar geworden. Tenminste, voor de enkeling die het boek met daarin de Engelse vertaling al bezit. Die Engelse vertaling is voorlopig.
De codex met daarin het Evangelie van Judas is waarschijnlijk opgedoken in Midden-Egypte in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Al snel werd het boek verhandeld naar Cairo. Clandestien is de codex het land uitgesmokkeld door een Egyptische juwelier en samen met een Griekse handelaar heeft hij geprobeerd de smokkelwaar te slijten. In 1983 is de codex voor het eerst door een wetenschapper gezien in Genève. Tegelijk met twee andere codices (= boeken) moest de codex met daarin het Judasevangelie drie miljoen dollar opbrengen, echt geen cent minder. De verkoop ging niet door. Misschien was het anders gelopen als de deskundige de beslissende pagina had gezien waarop staat PEUAGGELION NIOUDAS: Het Evangelie van Judas.
Een deel van de folio’s (elke pagina in de codex meet ongeveer 28 bij 11 centimeter en is aan beide kanten beschreven) werd verhandeld naar de Verenigde Staten. Daar maakte een antiquair foto’s. Op een van die foto’s las in 1998 een wetenschapper: ‘Evangelie van Judas’. Vrijwel direct werd toen ook helder: dít is het evangelie waar kerkvader Ireneus rond het jaar 180 in zijn geschrift ‘Tegen de ketterijen’ over spreekt. Alles ging toen in depot en de spannende story rond geld en intriges begon.
Uiteindelijk is de codex, met daarin het roemruchte Evangelie, onder beheer gekomen van de Zwitserse Maecenasstichting. Zij heeft de rechten op eerste publicatie verkocht aan National Geographic. Alles is intussen zo goed mogelijk gerestaureerd en gereconstrueerd, met de belofte de codex zo spoedig mogelijk terug te geven aan de rechtmatige eigenaar: de Egyptische overheid.
De originele pagina’s zijn genummerd en dat bleek belangrijk. Evenals bijvoorbeeld de structuur van de vezels van het papyrus. Kenners kunnen daar veel uithalen. Zo stellen ze niet alleen de volgorde van de bladzijden vast, maar ook welke snipper bij welke pagina hoort en op welke plek. Zelfs halve letters vinden zo nog een plaats.
Zeker is nu dat de codex niet uit drie, maar uit vier geschriften bestaat. Allereerst een versie van de ‘Brief van Petrus aan Filippus’, al bekend uit de vondst van Nag Hammadi, pagina’s 1-9 van de codex. Dan op de pagina’s 10-32 een geschrift ‘Jacobus’, een variant van de ‘(Eerste) Openbaring van Jacobus’ zoals we die eveneens uit Nag Hammadi kennen. Vervolgens op de bladzijden 33-58 het volkomen nieuwe ‘Evangelie van Judas’. En tenslotte (59-66) een apart geschrift zonder titel over de figuur Allogenes ofwel degene die ‘van een ander geslacht’, ‘van andere geboorte’ is. Die laatste acht bladzijden gaan over de Bijbelfiguur Seth als de ware gnosticus in de gestalte van de Christus.
Evangelie betekent letterlijk ‘goed bericht’. Belangrijkste ’tijding’ van het Evangelie van Judas is ongetwijfeld: Judas is de ware leerling (discipel) van Jezus. Hij alleen, zo is hier het ‘goede nieuws’, wist wie Jezus echt was. Dáárom levert hij Jezus over. Letterlijk zegt Jezus tot Judas: ‘Jij zult alle andere (discipelen) overtreffen. Jij zult de mens offeren die mij bekleedt’ (p. 56). Met ‘de (aardse) mens’ wordt het lichaam van Jezus bedoeld. Wanneer dat geofferd is, komt de innerlijke mens, Jezus’ ware spirituele zelf, vrij.
Het Evangelie van Judas staat hiermee in de traditie van de gnostiek. Gnostiek was een stroming in het vroege christendom die nadruk legde op gnosis (Grieks voor ‘kennis’). Door intuïtieve kennis, die ervaren wordt als goddelijke openbaring, wordt de ware, innerlijke mens vrij.
De gehele Codex, en zo ook het Evangelie van Judas, blijkt nauw verwant met de geschriften die in december 1945 bij Nag Hammadi in Egypte zijn ontdekt. Waarschijnlijk is deze codex zelfs een halve eeuw ouder: circa 300, of zelfs nog eerder. Alle vier geschriften in de codex zijn geschreven in het Koptisch, de taal van de christelijke Egyptenaren, maar aan de huidige tekst ligt zonder twijfel een Grieks origineel ten grondslag. Dat origineel moet dateren van vóór 180, want toen heeft kerkvader Ireneus uit Lyon (ook hij sprak en schreef daar Grieks) ervan vernomen. Of Ireneus het evangelie zelf las? Eerlijk gezegd betwijfel ik dat nu. Wat hij erover meldt, klopt in hoofdlijn wel met de inhoud, maar het is zeer algemeen. Goed mogelijk is dat Ireneus er zelf van gehoord heeft uit een nog oudere bron: Justinus de Martelaar te Rome. Dan is het Judasevangelie vóór 160 geschreven.
Men kan nog een stap verder gaan. Diverse ideeën verwoord in het Evangelie van Judas zijn zeker ouder. Voor een deel zijn ze zelfs te verbinden met voorstellingen die leefden in de christelijke oergemeente van Jeruzalem. Het oudste christendom is het joodse christendom: joden werden christen en brachten hun voorstellingswereld mee. Men sprak niet ingewikkeld over de ‘Godmens’ Jezus Christus, maar behield de joodse beeldtaal. Jezus is hier bijvoorbeeld de Naam, de heilige vier letters van de Godsnaam ofwel het Tetragrammaton (38-40). Wie het Bijbelboek Handelingen goed leest, ontdekt hetzelfde. De oudste christenen hebben Jezus gezien als de representant van God.
Naast nieuws over Jezus biedt dit ‘Evangelie’ vooral nieuws over Judas. Niet is hij de gemene verrader, maar juist de held. Men zal dat vanuit de gnostische traditie moeten lezen. In dit evangelie zegt Jezus tot Judas: ‘Maar jij zult alle andere (discipelen) overtreffen. Jij zult offeren de mens die mij bekleedt’ (56).
Letterlijk is Judas zelfs de ster van het hele stuk. Letterlijk zegt Jezus tot Judas: ‘Kijk. Aan jou is alles gezegd. Sla je ogen op en zie op de wolk en het licht in de wolk en de sterren rond de wolk. Jouw ster is de leidende ster’ (57). Men kan ook vertalen: ‘Jouw ster wijst de weg’.
De tekst gaat verder en meldt: ‘Judas sloeg zijn ogen op en zag de lichtende wolk, en hij ging de wolk binnen’. De canonieke evangeliën beschrijven de ’transfiguratie’ van Jezus (bijv. Markus 9:2-8). Hier is het Judas die ‘verheerlijkt’ wordt. Blasfemie?
De alternatieve christenen die dit Evangelie hebben voortgebracht zetten veel op z’n kop, maar over de persoon van Jezus zijn ze positief. Veeleer wil dit bericht over Judas gelezen worden vanuit de mystieke traditie. Zowel joodse als christelijke mystiek van die tijd spreekt over de ‘vergoddelijking’ van de mens. Hier gaat discipel Judas in het voetspoor van Jezus. Aan de exegese van dit nieuwe evangelie zullen veel wetenschappers voorlopig hun handen vol hebben. Er is geen twijfel aan dat dit evangelie een gnostisch geschrift is en daarmee een unieke aanvulling op onze kennis van een belangrijke stroming in het vroege christendom.
Zegt het nieuwe evangelie iets over de historische Judas? Dat ligt ingewikkelder en ook daarover zal het debat voorlopig wel doorgaan. Bij Paulus komt Judas niet voor. In de oudste lagen van de Bijbelse evangeliën is hij nog lang niet die gemene en geldzuchtige slechterik, uiteindelijk prototype van de Jood (Juda(s)/Iouda(s) = Jehoedah = Jood), die de latere traditie van hem heeft gemaakt. Wat Judas deed, was Jezus ‘overleveren’, ‘overhandigen’; het Griekse werkwoord (paradidonai) dat daarvoor in het Nieuwe Testament wordt gebruikt, betekent oorspronkelijk zeker niet ‘verraden’. Zo klinkt het ook aan het slot van het Judasevangelie: “Zij (de schriftgeleerden) naderden tot Judas en zeiden tot hem: ‘Wat doe je hier? Jij bent Jezus’ (ware) discipel. Judas antwoordde hen zoals zij wilden. En hij ontving enig geld en gaf Hem aan hen over” (58).
De openingszin van het Judasevangelie
Zo begint het Judasevangelie:
“Het geheime verslag van de openbaring die Jezus vertelde aan Judas Iskariot, drie dagen voor hij Pasen vierde.
Toen Jezus op aarde verscheen, verrichtte Hij tekenen en grote wonderen voor de redding van de mensheid. Terwijl sommigen de weg van gerechtigheid bewandelden en anderen de weg van overtredingen, werden twaalf discipelen geroepen.”
In de Bijbelse geschriften komt het nooit voor, hier wel: “(Jezus) lachte. ‘Waarom hebben jullie je tot woede laten laten uitlokken? Laat ieder die sterk genoeg is opstaan en mij tonen de ware, geestelijke mens vanbinnen’.” Ze antwoordden: “Wij zijn sterk genoeg.”
Maar hun geest durfde niet op te staan voor hem. Behalve Judas Iskariot. Judas zei: “Ik weet wie je bent en waar je vandaan komt. Ik ben het niet waard om de naam uit te spreken van wie jou gezonden heeft.”
Prof. dr. Hans van Oort doceert patristiek en gnostiek aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen en kerkgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht.