Het Evangelie van Judas: feit en fictie1

Door: Gert-Jan Schaap

Zelden worden de woorden ‘spectaculair’ en ‘kerkgeschiedenis’ met elkaar in verband gebracht, maar sinds kort gebeurt het. Er is een stokoude kopie opgedoken van een verloren gewaand geschrift uit de tweede eeuw: het Evangelie van Judas. Experts spreken van “explosief” en “onthullend” materiaal. Wat zijn de feiten rond deze fascinerende vondst?

Met een commerciële neus voor timing presenteerde Het Parool aan de vooravond van Pasen een Nederlandse primeur. Op Stille Zaterdag kondigde de krant met schreeuwerige koppen aan dat het Judasevangelie onverwacht is opgedoken; een document uit de tweede eeuw, dat een geheel nieuw licht zou werpen op het vroegste christendom. Judas wordt namelijk niet als verrader afgeschilderd, maar als de held die een hoofdrol speelt in de realisering van het heil – nota bene met medeweten en goedkeuring van Jezus. “Vergeet De Da Vinci Code, dit is het echte werk!”
De kopie van dit evangelie is het meest spraakmakende onderdeel van een codex (boek), die in Egypte is gevonden en waarschijnlijk rond 350 na Christus gedateerd moet worden. Het is geschreven in hetzelfde koptische dialect als de beroemde Nag-Hammadigeschriften, die in 1945 werden ontdekt in een kruik in Egypte. Circa vijfenzeventig procent van de codex is leesbaar.
Op dit moment beschikken minder dan tien personen op de hele wereld over de tekst van het Evangelie van Judas. Wel zijn in de Nederlandse en Duitse pers inmiddels negen fascinerende fragmenten uitgelekt, waarin Judas zelfs wordt aangesproken als “de ware discipel” (zie: fragment).

Verzonken eeuwen

Met de vondst van het Judasevangelie herleven verzonken eeuwen. De vroegste verwijzing naar dit geschrift vinden we bij de kerkvader Irenaeus, bisschop van Lyon. Rond het jaar 180 na Christus waarschuwde hij in zijn boek Adversus haereses (Tegen de ketterijen) voor de vroeg-christelijke sekte van de Kanaïnieten: “Zij verklaren dat Judas de verrader volledig op de hoogte was van deze dingen en dat hij alleen het geheimenis van de overlevering volbracht, omdat hij de waarheid kende als niemand anders. Door zijn toedoen werden alle dingen op aarde en in de hemel ontbonden (een positieve term: Judas bracht een oplossing, red.). Zij produceerden een verzonnen verhaal hierover, dat ze het Evangelie van Judas noemden.”
Dit citaat wijst erop dat het Judasevangelie in 180 na Christus wijd en zijd bekend was, want Irenaeus woonde in Zuid-Frankrijk. Omdat er echter nooit een snipper van het geschrift was teruggevonden, beschouwden kerkhistorici het tot voor kort als verloren.
Maar aan het eind van de twintigste eeuw duikt het Judasevangelie als bij toverslag weer op. In 1983 bieden handelaren een tot dan toe onbekende Egyptische codex te koop aan voor drie miljoen dollar. Op dat moment ziet men de authenticiteit ervan niet in en is ook het geld niet beschikbaar. Korte tijd later scheurt een vriendin van een van de handelaren de kostbare codex doormidden, omdat zij er zelf munt uit wil slaan. Twintig jaar lang ligt ‘haar’ helft in een Amerikaanse bankkluis. Uiteindelijk komen beide delen in handen van de schimmige Maecenas-stichting in het Zwitserse Basel. Zij laat geleerden momenteel werken aan een wetenschappelijke transcriptie, die rond Pasen(!) 2006 gereed moet zijn voor publicatie. Veel experts betwijfelen of dit haalbaar is, want het reconstrueren van een beschadigde codex is monnikenwerk.

Nonsens

Een van de zeer weinigen die op de hoogte zijn van de inhoud van het Evangelie van Judas, is prof. dr. Hans van Oort uit Zeist. Hij werkt momenteel zelfs aan een vertaling en exegese. “Ik ben ermee in aanraking gekomen als uitgever van de Nag Hammadi and Manichaen Studies, die bij Brill in Leiden verschijnt. Deze serie heeft een brede redactie en daarbinnen gaan delen van de tekst al enige tijd rond. De letterlijke inhoud mag ik nog niet bekendmaken, maar ik mag er wel in grote lijnen over spreken. Dat hebben onderzoekers elkaar en de Maecenas-stichting beloofd.”
De kerkhistoricus, gespecialiseerd in Augustinus, gnostiek, manicheïsme en Nag Hammadi, organiseerde op eigen initiatief een persconferentie en lezingen als tegenstem tegen “alle nonsens” die de afgelopen tijd over het Judasevangelie is gezegd en geschreven.
Van Oort verwijst de gedachte dat Judas zélf de auteur is van het naar hem genoemde evangelie resoluut naar het rijk der fabelen. “Dat zal geen redelijk denkend mens aannemen.” Wel staat vast dat het document geen vervalsing is, maar een oorspronkelijke tekst die naadloos aansluit op oude gnostische tradities. “Gnostici zijn notoire dwarsliggers; echte protest-exegeten”, legt hij uit. “Tegelijk zijn ze bewaarders van oeroude overleveringen, waaronder tradities uit de oergemeente in Jeruzalem. Daarom is deze vondst enorm belangrijk: zij brengt ons in aanraking met ideeën uit het vroegste christendom. Er zijn overigens goede gronden om aan te nemen dat het Judasevangelie al rond 150 na Christus bekend was.”
In dit evangelie voert Judas een goddelijk bevel uit – een typisch gnostische denkwijze. “Deze visie staat in de traditie van het goddelijke ‘moeten’, dat we bijvoorbeeld ook in Lucas 24 vinden”, zegt Van Oort. “Er zit een goddelijk raadsplan achter Jezus’ kruisdood. Het woord ‘overleveren’ heeft in de canonieke evangeliën een negatieve klank en wordt vaak met verraden vertaald. Het Griekse werkwoord kan echter ook een positieve lading hebben. Gnostici kleuren dit ‘overleveren’ inderdaad positief in. Jezus’ kruisdood was de doodssteek voor de boze machten die de ziel van de mens, zijn ‘lichtelement’, geknecht houden in het aardse bestaan. Judas is volgens hen ‘de ware discipel’, omdat hij als enige van dit plan wist en zijn Meester hielp het uit te voeren.”

De Da Vinci Code

Het overlijden van de paus duwde de verhalen rond de sensationele vondst van het Judasevangelie even terug naar de randen van de publiciteit. Volgens Van Oort is dit slechts een kwestie van tijd: “Het nieuws heeft de Verenigde Staten nog niet bereikt, maar dat kan elk moment gebeuren. Ik weet bijvoorbeeld dat er overleg gaande is met National Geographic. De echte mediahype komt waarschijnlijk nog.”
”Hoe verklaart u het enthousiasme waarmee dit soort verhalen, evenals bijvoorbeeld ‘De Da Vinci Code’, wordt onthaald?
“De invloed van 
De Da Vinci Code” is enorm, hoewel het boek inhoudelijk vrijwel volkomen apekool is. Maar mede hierdoor is alles wat met het – vooral afwijkende – vroege christendom of het Vaticaan te maken heeft, ineens ‘hot’. Vandaar ook die eerste, zwaar aangedikte berichtgeving in Het Parool. Het Vaticaan zou van deze ontdekking wankelen … dat is pure fantasie! Het Vaticaan verbergt in principe niets. Uiteraard is het niet uitgesloten dat we in de enorme bibliotheken daar nog onverwachte dingen ontdekken, maar dat kan in principe in elke oude bibliotheek met veel geschriften. Enkele jaren geleden kwam er in Mainz bijvoorbeeld zomaar een codex met onbekende preken van Augustinus boven water. In Egypte komt bijna elk halfjaar wel iets belangrijks onder het zand vandaan!”
Rond 1950 kreeg het zogenaamde Thomasevangelie ook een enthousiast onthaal. Toch hebben maar weinig mensen dit geschrift uiteindelijk gelezen. Verwacht u dat het Judasevangelie eenzelfde lot beschoren is?
“Het Thomasevangelie bestaat uit 114 losse spreuken. Het Evangelie van Judas is daarentegen een echt verhaal, maar dan met een vooral gnostisch of, zoals ik zeer zeker óók constateer, een heel oud Joods-christelijk karakter. Hier raken we dus aan de traditie van de oergemeente in Jeruzalem.”
Welke houding moeten Bijbelgetrouwe christenen volgens u aannemen ten aanzien van dit gnostische geschrift?
“Ik heb soms moeite met de naam ‘Bijbelgetrouwe christenen’, want de Bijbel is enorm rijk en geschakeerd en dat zie je eigenlijk bij geen enkele stroming binnen de wereldwijde christenheid in alle rijkdom terug. Maar goed, ik begrijp wat u bedoelt. Voor mij is helder: de canonieke evangeliën zijn de oudste en hebben dus kennelijk ook in de vroege Kerk de beste papieren gehad. Maar van die andere evangeliën kun je veel leren om de canonieke beter te verstaan! Ook door het Judasevangelie zijn voor mij nu al delen van het Nieuwe Testament opengegaan waarvan ik zeg: ‘Staat dat er echt?’ En dan blijkt het er inderdaad te staan. Bijvoorbeeld dat Christus de machten in de hemelse gewesten onttroond heeft en dat daardoor alles is ‘losgemaakt’.”
”De hamvraag: werpt het Judasevangelie nieuw licht op ‘de historische Jezus’?”
“Niet direct, maar zeker wel indirect. Er staat unieke informatie in over de wijze waarop een deel van de eerste christenen Hem heeft gezien.”

Slotfragment van het Judasevangelie

En zij [de Schriftgeleerden
letten nauwkeurig op hoe zij hem [Jezus
gevangen konden nemen, want zij vreesden het volk. Wij zeiden: ‘Hij zal in hun handen komen zoals geprofeteerd is.’ Ze gingen naar Judas en zeiden tot hem: ‘(-) hoewel jij goddeloos bent op deze plaats, nu ben je de ware discipel van Jezus.’ En hij antwoordde hen overeenkomstig hun wens. En Judas ontving geld. En hij gaf hem over. [Dit is het einde van
Het Evangelie van Judas.

Bron

1
Bron: Dit artikel is met toestemming overgenomen uit: EO Visie, 7 t/m 13 mei 2005, Nummer 19.