Filippi bleef trouw aan orthodoxe leer1

De eerste christelijke gemeente in Europa ontstond in de Griekse stad Filippi. Maar hoe ging het met de Filippenzen toen Paulus er niet meer was? Aan de hand van oude documenten, inscripties en archeologische vondsten beschrijft theoloog dr. Eduard Verhoef hun geschiedenis.

Als Paulus in het jaar 49 of 50 in Filippi aankomt, draagt de stad een sterk Romeins karakter, schrijft Verhoef in “Filippi: hoe het christendom in Europa begon. Een gids door de opgravingen” (uitg. Parthenon, Almere).

Het merendeel van de ongeveer 10.000 inwoners is van Griekse afkomst, maar de Romeinse kolonisten bepalen de sfeer. De bevolking vereert tientallen verschillende goden, zoals Dionysius, Apollo en Artemis.

Lydia

De eerste bekeerling is Lydia, de purperverkoopster. De Bijbel noemt verder: de cipier, twee opzichters, twee diakenen, Epafroditus, Euodia, Syntyche, “de medewerker” en Clemens. Samen een kleine gemeente.

Verhoef schat dat de gemeente van Filippi waaraan Paulus rond het jaar 60 zijn brief richt, uit ongeveer 33 personen bestaat. “Als de bovengenoemde elf mensen tot verschillende gezinnen behoorden en als van een gezin bestaande uit ouderpaar, twee kinderen en twee slaven, de helft tot de gemeente behoorde, komen we tot een aantal van elf maal drie, dus 33 personen.”

De gegevens over de christelijke gemeente van Filippi in de tweede eeuw zijn veel schaarser dan die over de eerste eeuw. Er zijn twee brieven van Polycarpus en een geschrift van de kerkvader Tertullianus.

Polycarpus geeft advies in een kwestie die in de gemeente speelde. Een zekere Valens had het ambt van oudste bekleed. Bij het beheer van de financiën ging het mis: hij had zijn ambt misbruikt en zich laten leiden door hebzucht.

Polycarpus roept de gemeente op zorgvuldig te handelen, Valens niet als een vijand te bejegenen, maar hem op te roepen tot inkeer.

De brieven schetsen verder een gunstig beeld van de gemeente. Polycarpus is blij en dankbaar dat het geloof van de Filippenzen vrucht draagt. Tertullianus schrijft dat in Filippi de orthodoxe leer wordt gehandhaafd.

Kerkbouw

Pas in de vierde eeuw treden de christenen echt naar buiten. Keizer Constantijn verklaart het christendom tot een geoorloofde godsdienst en geeft het dezelfde rechten als andere religies. De christenen – zo’n 10 procent van de 60 miljoen inwoners van het Romeinse Rijk – mogen voortaan eigen kerken bouwen.

In Filippi wordt al snel begonnen met de bouw van een eerste kerk, iets ten oosten van het forum. De basiliek, ruim 25 meter lang en 10 meter breed, krijgt de naam van de stichter van de gemeente: de apostel Paulus.

De bevoorrechte positie van het christendom heeft echter ook schaduwzijden. Tussen allerlei groepen in de kerk van Filippi ontstaan spanningen.

Op een inscriptie in een kamervormig graf staat: “Heer, erbarm U over ons en doe ons, die in het rechte geloof ontslapen zijn, opstaan.” Blijkbaar waren er ook andersdenkenden in Filippi, constateert Verhoef.

Verval

Als het christendom in 380 staatsgodsdienst wordt, sluiten steeds meer mensen zich bij de gemeente aan. Ook worden overal kerken gebouwd en verfraaid.

Na het jaar 600 raakt Filippi echter snel in verval. Zware aardbevingen brengen veel schade toe aan gebouwen in de stad en invallen vanuit het noorden maken het leven moeilijk. Steeds meer mensen trekken uit Filippi weg. Er blijven slechts ruïnes over.

Bron

1
Bron: RD, Kerk & Religie, 07-08-2009, Maarten Stolk.