Belijdende kerk is strijdende kerk1

Het belijden van de Vroege Kerk stuitte op veel tegenstand. Te midden van een heidense context betekende de Bijbel alles voor de eerste christenen. Dat is volgens dr. M. A. van Willigen de actualiteit van de exegese van de kerkvaders.

In het spreken over de kerk maken we niet zelden een onderscheid tussen de strijdende en de triomferende kerk. Een gedeelte van de kerk is hier op aarde en een gedeelte is in de hemel. Tussen die twee delen van de kerk bestaat een nauwe band. De 18e-eeuwse predikant Jacobus Nyloe trekt in zijn uitleg van Filippensen 3:20 de volgende vergelijking: “Het is met het hemelse Jeruzalem gesteld als met het aardse, dat één stad was, hoewel het in tweeën verdeeld werd. Zo is het ook met de kerk: het ene deel van deze stad is boven, het andere deel is beneden, waarin de gelovigen, hoewel zij nog in het lichaam wandelen, medeburgers zijn met al die heiligen en zaligen in de hemel” (“Bijbelstoffen”, 1707).

Treffender had Nyloe het niet kunnen zeggen. Er is slechts één kerk. Die kerk is voor een deel nog op aarde, maar voor een deel reeds bij God in de hemel. De gelovigen maken allemaal deel uit van diezelfde kerk, of wij nu op dit moment leven, of vroeger of wellicht heel lang geleden hebben geleefd.

Als we deze gedachte tot ons laten doordringen, is er nog een link te leggen. De link naar de Vroege Kerk. De Vroege Kerk is geen wezenlijk andere kerk dan de kerk van vandaag de dag. De leden van die kerk zijn evengoed zondaren geweest, die door genade zalig zijn geworden, en de verlossing door Jezus Christus niet enigszins, maar ten volle, voor honderd procent, nodig hebben gehad.

Opdracht

Er is slechts één kerk. Toen en nu en straks. Is deze uitspraak wetenschappelijk? Nee, dit is een uitspraak van het geloof. Van ons algemeen ongetwijfeld christelijk geloof dat wij elke zondag belijden, zoals het in 325 al vastgelegd werd in Nicea: “En één, heilige, algemene en apostolische kerk.” Denkend vanuit deze eenheid wil ik kort ingaan op de actualiteit van de Bijbeluitleg in de Vroege Kerk voor vandaag de dag.

De actualiteit van deze Bijbeluitleg is nog het beste te begrijpen wanneer we nadenken over de vraag wat de kerk eigenlijk als opdracht van Christus heeft meegekregen. Haar taak is het om de naam van Christus te belijden, om de goede boodschap, het Evangelie, aan anderen te verkondigen, om te onderwijzen, te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en de naam van God niet te verloochenen.

Christus belooft dat, wanneer wij Zijn naam belijden voor de mensen, Hij ons ook voor Zijn Vader zal belijden. We mogen hopen en rekenen op Zijn bijstand. Hij belooft de overwinning aan degenen die wettig hebben gestreden. De overwinningskrans is als symbool op de vroegchristelijke graven en sarcofagen te zien.

De Vroege Kerk is allereerst een belijdende kerk. In het Nieuwe Testament is dat al het geval. De apostelen worden door het sanhedrin op het matje geroepen. Ze moeten hun mond houden over Jezus, anders is het over en uit met de fatsoenlijkheid van dit orgaan. Dan wordt het rechtsvervolging. Zie onze tijd. Stefanus, prima, maar hij moet z’n mond houden en anders slaan we hem dood. De massahysterie wordt als wapen ingezet tegen het christendom.

Christenen moeten wel sterk in hun schoenen staan, willen ze dit allemaal kunnen volhouden. Er worden onzinverhalen over hen verteld, ze worden uitgesloten van hogere posities. Ze worden gewoonweg gediscrimineerd. Ze worden in een kwaad daglicht gezet. En dan toch volhouden? Hoe kun je dat? Alleen door het geloof.

Arius

Het Griekse woord voor geloof kan overigens ook nog anders worden vertaald: als vertrouwen. Men leefde vanuit het geloof, vanuit het vertrouwen op God. Steeds weer opnieuw, steeds weer afhankelijk. Maar ook op de ander gericht, wetend wat de taak van ieder was. En met een machtige Hulp.

Een belijdende kerk is ook een strijdende kerk. Strijd heeft de Vroege Kerk genoeg – je zou bijna zeggen: alleen maar – gehad. Vervolgingen onder de keizers Nero, Trajanus, Sulpicius Severus, Decius, Diocletianus en nog vele anderen. Vernietigende kritiek vanuit de intellectuele wereld. De gnostiek, de filosofie, de wereld van de rijke Romeinen, ze vormden allemaal een grote bedreiging voor de kerk. Het belijden van de kerk ging met strijd gepaard.

De kerk had zich voortdurend te verantwoorden. De Godsopenbaring kwam door Marcion op losse schroeven te staan, Arius loochende Christus als God, Sabellius ontkende de drie Goddelijke Personen als zodanig. Als er veel strijd is geweest over het belijden van de kerk, dan is dat in de Vroege Kerk geweest.

In de vierde eeuw was de strijd voor en tegen Arius in volle hevigheid losgebarsten. Niet alleen Athanasius van Alexandrië in Egypte had ermee te maken. Ook in Frankrijk kon bisschop Hilarius van Poitiers het veld ruimen, omdat hij antiariaans was. Ten slotte heeft Ambrosius in Milaan zich meer dan eens zeer krachtig tegen het arianisme moeten verweren, waarbij zelfs kerkgebouwen in beslag dreigden te worden genomen. De strijd tegen het arianisme was dus geen lokale strijd meer, het was inmiddels een strijd tegen een pandemie geworden.

Geestelijke erfenis

Ondertussen ging het leven gewoon door. Het is tegen deze achtergrond dat de patristische exegese ontstaan is. Wel moeten we daarbij bedenken dat de exegese van de kerkvaders oudere wortels heeft en teruggaat op Origenes en andere vroegchristelijke exegeten. Maar de context waarin deze exegese ontstond is in feite in al die eeuwen gelijk en echt niet christelijk te noemen.

In deze heidense context was de kerk voor de gelovigen een oase; voor de kerkvaders was de Bijbel een geestelijke erfenis van onschatbare waarde. De door God geïnspireerde Schrift gaf hun rust, troost en vrede. De goddelijke geschriften, de “Scripturae divinae” betekenden alles voor hen. Ook vandaag vormen ze nog steeds de ruggengraat van dat indrukwekkende corpus van de vroegchristelijke exegese.

Christus roept ons op om Hem na te volgen. Dat is de grote les die de Meester aan Zijn leerlingen gegeven heeft. In die ene kerk die er is, toen, nu en in de toekomst.

Wat kunnen gemeenteleden met de patristische exegese? Wat kunnen predikanten ermee? Wat kunnen theologische opleidingen ermee? Alles. Laten we bidden of God ons bewust wil maken van Zijn rijkdom en ons wil laten zien dat Hij één kerk heeft, die Hij eeuwig liefheeft. Hij heeft die kerk nog nooit in de steek gelaten. Hij zal dat ook niet doen. Dat is onze vaste hoop. De kerkvaders dachten er niet anders over.

Bron

1
Bron: RD, Kerk & Religie, 20-11-2009, Dr. M. A. van Willigen.